Een paar minuten liepen we zwijgend door het bos. Eens in de zoveel tijd wierp ik een nerveuze blik over mijn schouder en zag het bos tussen ons en de snelweg steeds dichter worden. Ook de geluiden van voorbijrazende auto's werden steeds zachter, tot ik mijn oren moest spitsen om het nog te kunnen horen. "Nou, dit is een uitstekende plek om bruut vermoord te worden." zei Jae Jung terwijl hij voor de vijfde of de zesde keer struikelde over een laaghangende tak en bijna onderuitging. "Maak je geen zorgen," mompelde ik, ookal deed ik dat zelf wel degelijk. "Als die twee iets van plan zijn zijn wij nog altijd in de meerderheid." Jae Jung sloeg een tak uit zijn gezicht en dook er snel onderdoor voor dat de tak weer terugzwiepte. "Ja... No offense dude, maar ik weet niet zeker hoeveel ons dat gaat helpen. Die gozer tilde me zonder enige moeite op alsof ik een ballerina was. Hij ziet er niet uit als een bodybuilder, maar hij is wel een soort van belachelijk sterk. En ik zie hem er ook nog best voor aan om één of ander groot gekarteld vleesmes onder dat leren jack van hem verstopt te hebben waarmee hij-" "Ja, oké, bedankt Jae Jung. I get the point." mompelde ik geïrriteerd. Ik keek vanuit mijn ooghoek naar Erin, die naast Mairin liep, maar gelukkig leek ze niks gehoord te hebben. Mairin praatte vrolijk honderuit tegen haar, en af en toe gaf ze een knikje. Raiden was de eerste die tot stilstand kwam. "Oké, tot hier en niet verder." verklaarde hij. Erin en ik keken elkaar even verward aan. Raiden stond bij een groot houten bord waar in afgebladderde verf met zwierige letters iets op geschreven stond. "Delphi Strawberry Service?" las Jae Jung, terwijl ik nog bezig was met een moeizame poging de letters te ontcijferen. "Een aarbeienteler?" Ik keek even naar Erin. Ze keek verwonderd naar het boord, maar leek niet zozeer verbaasd over het feit dat Raiden en Mairin ons naar een aardbeientelerij hadden geleid. "Het wordt allemaal duidelijk als je eenmaal binnen bent." zei Mairin tegen Erin. Ik fronsde mijn wenkbrauwen. "Maar Raiden zei... 'tot hier en niet verder.'" "Voor jullie ja." zei Raiden, alsof dat zo logisch was dat ik het zelf wel had moeten kunnen bedenken. "Alleen zij kan met ons mee naar binnen." zei hij, met zijn hoofd naar Erin gebarend.
Erin keek me aan en ik zag een vlaag van paniek over haar gezicht heen komen. "Oh nee." zei ik opstandig. "Ik laat haar niet alleen met jullie meegaan!"
Raiden nam grijnzend een stap in mijn richting. "Ik ben bang dat je niet zoveel keus hebt, vriend."
"Doran?" piepte Erin, terwijl ze verward van mij en Mairin keek en weer terug. Ik haalde diep adem en probeerde niet aan Jae Jung's theorieen over Raiden te denken. "Ik laat haar niet alleen. Dit staat niet ter discussie." Raiden kneep zijn ogen tot spleetjes en deed zijn mond open, waarschijnlijk om iets obsceens te roepen, maar Mairin legde een hand op zijn borst en duwde hem zachtjes achteruit terwijl ze zelf tussen ons in kwam staan.
"Dat is ook niet wat hij bedoelt. Het probleem is... Nou... Je KUNT ons niet volgen. Wij zijn niet degenen die je tegen zullen houden, maar... Het gaat gewoon echt niet."
"Het kan me niet schelen wat voor excuus je verzint, ik laat Erin niet alleen." Raiden trok een wenkbrauw op en rolde met zijn ogen. "Tenzij ze dat wil." voegde ik er snel aan toe, met een benauwde blik op Erin. Tot mijn opluchting schudde ze meteen wild met haar hoofd. Raiden haalde zijn schouders op. "Weet je wat, doe je best. Ik ga je niet eens tegenhouden, je komt er wel achter. Hij draaide zich om en begon richting de telerij te lopen. Mairin keek me aan met licht vernauwde ogen, alsof ze ergens over nadacht. Daarna slaakte ze een zucht en wendde zich tot Erin. "Ga je mee?" vroeg ze, met een verontschuldigende blik op mij. Erin keek me even aan, alsof ze op mijn toestemming wachtte. Ondertussen was Jae Jung achter Raiden aangelopen, maar nu stond hij weer stil. "Dude, ik denk dat ik weet wat Raiden bedoelde." riep hij. Ik keek over mijn schouder naar hem en zag hoe hij met een verbijsterde blik zijn handen in de lucht hield, als een mimespeler die een muur uitbeelde. "Ik kan echt legit niet verder." mompelde hij. "Als in, ik kan fysiek niet verder lopen." Erin liep nu aarzelend achter Mairin aan en leek totaal geen moeite te hebben met de onzichtbare mime-muur. Was dit gewoon weer een grap van Jae Jung? "Het spijt me." riep Mairin ons na. "Het is omdat jullie anders zijn... Of eigenlijk zijn wij anders. We zijn niet zoals jullie, Erin ook niet. Maar we komen zo snel mogelijk terug!" Ze trok Erin, die verwilderd om zich heen keek zachtjes mee aan haar pols. Ik schudde even mijn hoofd. "Nee, ik ga hier niet op jullie zitten wachten en hopen dat jullie Erin veilig terugbrengen." zei ik resoluut. Ik nam een aanloopje en rende richting het hek van de aardbeientelerij. Ter hoogte van de poort kneep ik mijn ogen dicht, half verwachtend onderweg tegen een onzichtbare muur aan te knallen. Maar dat gebeurde niet. Natuurlijk gebeurde dat niet. Dat was belachelijk. Niet zo belachelijk als vuurspuwende chihuahua's misschien, maar toch best belachelijk. Het eerste wat ik zag nadat ik mijn ogen weer opende was Erin, die me opgelucht aankeek. Zo te zien had zij zich ook wel even zorgen gemaakt over Jae Jung's mime-optreden. Pas daarna zag ik het stomverbaasde gezicht van Mairin, die me met open mond aangaapte. "Ik had gelijk..." mompelde ze zachtjes. "Hé Raiden! Ik had gelijk!" Ik draaide me om naar Jae Jung, die inmiddels was bezig was zijn achterwerk tegen de onzichtbare muur aan te duwen. Hij was er daadwerkelijk goed in, het zag er levensecht uit. "Kom op Jae Jung, we hebben hier geen tijd voor!" riep ik, half-geërgerd, half-geamuseerd. "Nee, dude!" riep Jae Jung met overslaande stem. "Ik kan er echt serieus niet langs." Hij drukte zijn gezicht tegen de onzichtbare muur en zijn platte Aziatische neus werd zowaar nog platter. Ook zijn lippen en wangen werden platgedrukt, zoals wanneer je je gezicht tegen het raam aan duwt. Konden mimespelers dat ook?
"What. The Actual. Fuck." hoorde ik Raiden zeggen, die kennelijk terug was gekomen. "Serieus?" vroeg hij vol ongeloof. Hij keek naar Mairin, alsof dit allemaal een grap van haar was.
"Hij is dyslectisch en heeft ADD!" zei ze op licht defensieve toon, alsof dat ermee te maken had.
"Maar... Hij zag een chihuahua, net als Ying Yang! En hij denkt dat we onderweg zijn naar een aardbeienteler, en bovendien, ik heb helemaal niks gevoeld, jij wel?"
"Ehm... 'Hij' staat gewoon voor je neus hoor." zei ik geirriteerd. Mairin bekeek me van top tot teen, alsof ze op zoek was naar een verklaring en die verwachtte te vinden in de plooien van mijn bloesje.
"Misschien is het een van de mindere Goden? Hecate ofzo?"
"Waar hebben jullie het in vredesnaam over?!" Ik zette een stap in hun richting en de bosgrond onder mijn voeten voelde ineens beduidend zachter dan daarvoor. Erin slaakte een verbaasde kreet, en ik volgde haar blik naar mijn Converse All Stars. Mijn schoen was neergekomen middenin een kluit vergeetmenietjes die er enkele minuten geleden volgens mij nog echt niet had gegroeid. Terwijl ik keek schoot er bij mijn andere voet ook eens een korenbloem uit de grond, gevolgd door een hele bos margrieten, klaprozen, en meer korenbloemen. "What the..." hoorde ik Raiden zeggen. Ik draaide me om, en achter me stond ineens een bloeiende rozenstruik, en tussen de korenbloemen door bekleedde de grond zichzelf met maagdenpalm en ereprijs. Af en toe schoot er ineens een krokus of narcis tussendoor en een stukje verderop begonnen zelfs irissen, boterbloemen en grasklokjes te groeien. Binnen enkele minuten was er om mijn voeten heen een gigantisch en bizar bloemenveld ontstaan. Korenbloemen en klaprozen verwachtte ik al niet bepaald in het bos, maar dat zou de kunstmest van de aarbeientelerij nog kunnen verklaren, maar hier en daar zag ik zelfs een paar van die roze-rode bloemen die voor zover ik weet alleen in tropische klimaten voorkomen. Ik zou global warming de schuld kunnen geven, maar toen ik nog wat beter keek meende ik zelfs een antal toendraplanten te herkennen. Een tijd lang was iedereen met stomheid geslagen, maar uiteindelijk verbrak Jae Jung de stilte.
"Duuuuuuuuuuuuuuuude." zei hij, met zij gezicht nog altijd tegen de onzichtbare muur aangedrukt. "Dat is letterlijk het gayste iets dat ik ooit heb gezien."
Children Of The Gods
zaterdag 31 januari 2015
Mairin
"Ze rijden nog steeds achter ons hoor. Net als twee minuten geleden." zei ik met een glimlach. Raiden keek, net zoals eigenlijk elke minuut, weer in de achteruitkijkspiegel. "Ik vind het nog steeds geen goed idee." zei hij, terwijl hij zich nors weer op de weg richtte. "Ach, we zijn nu al bijna thuis. Ik denk niet dat ze na al die uren volgen zich opeens bedenken en er vandoor gaan." zei ik vrolijk, terwijl ik naar buiten keek. De omgeving begon er weer bekend uit te zien. Bijna thuis. "We hadden beter alleen het meisje mee kunnen nemen." Ik haalde mijn wenkbrauwen op. "Hoe dan? Had je haar met geweld de auto in willen sleuren?" Raiden haalde zijn schouders op en keek alsof hij niet helemaal in zag wat het probleem was. "Bovendien hadden we Doran dan ook nog af moeten schudden." "Ja, en het probleem is?"zei Raiden. "Ach, ik denk dat dit de makkelijkste manier is. Bovendien zijn ze veel te nieuwsgierig om ons niet te volgen. Ze hebben antwoorden nodig en dit is de enige manier om ze te krijgen." Ondertussen trok ik het dashboardkastje open. Met een beetje geluk had de oorspronkelijke eigenaar van de Ford Fiesta nog een beetje een goede muzieksmaak. Deze radiozender was namelijk echt afschuwelijk. Met een grijns haalde ik een CD van Taylor Swift tevoorschijn. "Score!" zei ik triomfantelijk, terwijl ik de CD uit het hoesje haalde en in de radio duwde. Raiden keek vanuit zijn ooghoeken naar het hoesje en maakte een ongelukkig geluid, terwijl hij theatraal met zijn ogen rolde. Ik drukte een paar keer op het volume knopje en begon luidkeels mee te zingen. Zo kon ik de laatste uurtjes naar Long Island best goed doorkomen. Zo nu en dan betrapte ik Raiden erop dat hij met zijn vingers het correcte ritme meetikte op het stuur en ik zou zweren dat ik tijdens Blank Space zijn lippen geluidloos de woorden "darling I'm a nightmare, dressed like a daydream" zag vormen. Ik nam me voor om dit moment goed op te slaan, zodat ik hem er later op het juiste moment mee zou kunnen confronteren/chanteren. De uren vlogen voorbij en ik zag Halfblood Hill door de voorruit dichterbij komen. "Home sweet home." zei ik blij. Raiden zette de auto neer op een kleine open plek in het bos en Doran was ondertussen ook gestopt. Ik stapte snel uit en liep richting zijn auto. Ze waren alledrie al uitgestapt en keken verwilderd om zich heen. "Dude. We zijn in the middle of nowhere." zei Jae Jung. Hij dacht hier even over na en toen zag ik zijn ogen oplichten. "Picknick?" zei hij blij. Ik glimlachte. "Nee, geen lunchpauze. We zijn aangekomen bij onze bestemming." Ik keek even over mijn schouder naar Raiden, maar hij was bij de Ford Fiesta blijven staan en leunde er een beetje verveeld tegen aan. Kennelijk mocht ik dit in mijn eentje opknappen. Doran keek een beetje achterdochtig. "Goed, gaan jullie mee?" zei ik hoopvol. "Mee waarheen? We staan midden in een bos." zei Doran, terwijl hij een blik op zijn auto wierp. Het leek erop alsof hij zich afvroeg hoe snel hij iedereen weer in het voertuig zou kunnen krijgen om zo hard mogelijk weer weg te rijden. "Ja... En ik heb zeg maar een beetje van mijn ouders geleerd dat ik niet random strangers moet volgen in een bos... En ook van horrorfilms trouwens." zei Jae Jung. Ik begon tactieken te verzinnen om iedereen toch mee te krijgen, maar dat was niet echt nodig. Raiden stond namelijk opeens weer naast me. "Willen jullie nou antwoorden of niet?" zei hij. Doran keek even naar Erin, die nog niks gezegd had sinds ze uit de auto was gestapt. Het meisje leek even te aarzelen, maar deed toen een stap naar voren. "Goed. Waar gaan we heen?"
dinsdag 22 juli 2014
Doran
"Weet je zeker dat je niks wilt?" vroeg ik voorzichtig. Ik hield Erin een pak crackers voor, maar ze schudde haar hoofd zonder er ook maar naar te kijken. "Kom op, Erin, je moet wat eten." Erin haalde haar schouders op en trok haar nieuwe vest wat strakker om haar schouders. Ze bleef maar rillen in mijn bloesje, dus had ik het meest simpele vest dat ik kon vinden bij Target meegenomen. Het was een effen zwart vest met een capuchon, die ze op had gedaan, en niet meer af. "Geen honger." zei ze zachtjes. Ik zuchtte. Na wat er gisteravond met Randy was gebeurd had ze nog geen enkele zin van meer dan vijf woorden gezegd. Eerst had ze helemaal niet gesproken, en ik ging me steeds meer zorgen maken. De korte zinnetjes waren iets, maar ik wilde gewoon dat ze zou zeggen wat ik voor haar kon doen.
"Is er iets anders dat je wil? We kunnen wel ergens iets gaan halen? Iets licht verteerbaars, een salade misschien? Of een cheeseburger, als je daar zin in hebt, wat je maar wilt." Geen reactie. Erin bleef stil voor zich uit kijken. "En als je nog moe bent... Je hoeft niet overeind te komen ofzo, ik kan het gewoon voor je gaan halen en..." Ineens greep Erin mijn arm. Ze keek me nog steeds niet aan, maar ik zag haar lippen lichtjes trillen. "Niet weggaan." zei ze. "Alsjeblieft." Ik keek geschrokken naar mijn arm. Erin's nagels boorden zich in mijn huid. "Natuurlijk..." prevelde ik. "Sorry, ik bedoelde alleen... Maak je geen zorgen, ik ga nergens heen. Ik laat je niet meer alleen." Erin's grip op mijn arm verzwakte. Ze leunde verder voorover, zodat ik haar profiel niet meer kon zien, alleen nog maar capuchon. "Dankjewel." zei ze zachtjes. Ik knikte een paar keer en keek weer door de voorruit voor me uit, me afvragend wat ik voor Erin kon doen. Tot mijn grote verrassing hoorde ik naast me iets kraken. Ik keek weer opzij en zag dat Erin een cracker had gepakt en deze nu met kleine hapjes naar binnen werkte. Ik voelde een klein glimlachje om mijn lippen spelen.
Erin had vier crackers, twee pop-tarts, een paar graham crackers en een zak chips op, weggespoeld met twee flesjes Evian. Daarna was ze in slaap gevallen in de bijrijdersstoel, en ze zag er vrediger uit, dan dat ik haar in bijna twee dagen had gezien. Het was moeilijk om mijn ogen op de weg te houden, Erin zag er zo aandoenlijk uit in haar grote zwarte hoodie. We waren vlakbij Kingsport, Tennessee toen ik de zilverkleurige Ford Fiesta voor het eerst zag. Niet de meest opvallende auto, al was de rijstijl van de bestuurder ietwat opvallender, ik zocht er niks achter, maar tegen de tijd dat we Kingsport voorbij waren zat de zilverkleurige Ford Fiesta nog steeds achter ons. Ik begon een beetje paranoïde te worden toen ik ineens een bekend Aziatisch hoofd uit één van de ramen zag hangen. Jae Jung grijnsde breed, zijn haren naar achteren waaiend. Het beeld had iets weg van een labrador die ik eens had gezien in een reclame over hondenvoer. Ik knipperde moeizaam met mijn ogen. Was ik nou echt zó sleep-deprived? Jae Jung was dood. En hij leek helemaal niet op een labrador. Ik schudde mijn hoofd en wreef in mijn ogen. De weg voor me wiebelde een beetje. Naast me schrok Erin wakker. Ze hapte naar adem en keek wild om zich heen. Ik stak afwezig mijn hand naar haar uit. "Het is oké, je bent oké. Ik ben hier." Erin keek op en neer van mijn gezicht naar mijn uitgestoken hand, en ik trok hem wat beschaamd terug. Erin keek me onderzoekend aan. "Gaat alles wel goed? Je kijkt alsof je een geest hebt gezien." Ik haalde diep adem. "Ik ben niet helemaal wakker geloof ik." Ik gaf richting aan en parkeerde mijn auto in de berm. Toen ik de auto op de handrem had gezet draaide ik de sleutel om en trok hem uit het contact. Ik leunde met mijn ellebogen op het stuur en wreef met mijn handen over mijn gezicht. Ik was me er vaag van bewust dat Erin naar me keek, maar wilde haar niet ongerust maken. "Het gaat wel." mompelde ik. "We gaan zo weer verder, ik moet gewoon even..." Ik maakte mijn zin niet af. De zilverkleurige Ford Fiesta had ook ingehouden en stuurde nu richting de berm, enkele meters achter mijn auto. Paniekerig graaide ik naar de sleutel en probeerde hem weer in het contact te steken, maar mijn handen trilden te erg. "Doran..." Erin klonk ongerust. "Wat is er aan de hand?" Nog voordat ik de kans had om haar vraag de beantwoorden vloog de deur van de zilverkleurige Ford Fiesta open en kwam er een slungelige gestalte uit. "Oh God." mompelde ik zachtjes. Ik kneep in mijn stuur en voelde mijn lunch omhoog komen. "Doran?" Erin legde voorzichtig een hand op mijn arm. Ik beet op mijn lip en hield mijn blik op de voorruit gericht, maar vanuit mijn ooghoeken zag ik de slungelige gedaante richting mijn auto lopen. "Nee." zei ik resoluut. "Nee, dit kan niet. Ik wordt gek, dit kan niet. Oh God..." Ik leunde voorover op mijn stuur en probeerde de duizelingen terug te dringen. "Doran, praat tegen me, alsjeblieft! Doran, wat is-" Erin's stem stierf weg, en ik hoorde haar naar adem snakken.
"Hé, Doran." klonk een stem door het open raam. "Oh God." Ik voelde mijn ademhaling versnellen. Tranen prikten in mijn ogen maar ik durfde niet opzij te kijken, uit angst dat het een hallucinatie was. "Ehm Doran?" klonk de stem opnieuw. Ik kneep mijn ogen even dicht, haalde diep adem en dwong mezelf om opzij te kijken. Jae Jung stond naast mijn auto. Zijn handen in de zakken van zijn gehavende jeans, zijn getinte gezicht ongemakkelijk glimlachend. Op dat moment barstte ik in tranen uit. De ene snik kwam na de andere en ik had nauwelijks tijd om adem te halen. Al die tijd keek Jae Jung me verbijsterd aan, maar na een tijdje trok hij het portier van mijn auto open. "Dude, ik wist niet dat hooikoorts zó erg kon zijn..." Ik stapte uit de auto en vloog Jae Jung om de hals. Hij was het echt. Het was echt Jae Jung. Mijn stomme, hersenloze, naïeve, onhandige, zachtaardige beste vriend. Ik begroep mijn gezicht in zijn zweterige shirt en huilde als een kind. Na een tijdje sloeg Jae Jung me wat onhandig op mijn rug. Hij was het echt. "Dude... Ehm... Het is niet dat ik niet blij ben om jou te zien hoor maar ehm... No homo, man." Ik liet hem los en keek hem even aan. "Damnit, Jae Jung, ik dacht dat je dood was. Randy zei... Randy zei dat je het niet had gehaald." "Die Randy zegt wel meer dingen die nergens op slaan." klonk ineens een onbekende stem. Ik draaide me met een ruk om en realiseerde me dat Jae Jung niet de enige was die uit de zilverkleurige Ford Fiesta was gestapt. Een agressief ogende jongeman en een tienermeisje met donker haar stonden met opgetrokken wenkbrauwen toe te kijken. Ik veegde snel met de rug van mijn hand langs mijn ogen en haalde mijn neus op. De jongen stapte op me af en ging in mijn personal space staan. "Ben jij Doran?" vroeg hij, op een toon zoals een moorddetective een verdachte zou vragen waar hij was op de tijd van het misdrijf. "Ehm... Ja... Hoe weet jij... Wie ben jij?" prevelde ik. Het meisje was inmiddels om me heen gestapt en naar de auto gelopen. Er ging een schok door me heen. Erin! "Raiden, ik heb haar gevonden." riep het meisje. De jongen, die blijkbaar Raiden heette schonk me nog een laatste giftige blik en liep richting het openstaande portier, maar ik was hem voor. "Laat haar met rust!" riep ik, terwijl ik het donkerharige meisje uit de weg duwde en voor het portier ging staan. "Wie zijn jullie?" "Jij hebt een hoop lef om-" begon Raiden, maar het meisje hield hem tegen. "We zijn familie." zei ze vriendelijk. "We komen uit Long Island, New York. Erin is ons nichtje, en we zijn al dagen naar haar op zoek. We zullen haar geen kwaad doen." Ik kneep achterdochtig mijn ogen tot spleetjes en bestudeerde de vreemdelingen. Erin had niks gezegd over familie in New York, en met zijn hoekige gelaatstrekken en pikzwarte haar kon Raiden bijna niet minder op Erin lijken. Ik keek Erin aan en gebaarde naar het donkerharige duo. "Erin, ken jij deze mensen?" Erin keek benauwd naar Raiden en schudde haar hoofd. "Leuk geprobeerd, jongens." zei ik. Mijn keel voelde nog rauw van het huilen, en ik kon nog nauwelijks geloven dat Jae Jung hier was. Ik wilde dat deze twee indringers ons met rust lieten, maar zo gemakkelijk gaven ze het niet op. "Oké, ik snap hoe dit eruitziet." zei het donkerharige meisje op diplomatieke toon. Erin kent ons ook niet. We hebben elkaar ook nog niet eerder ontmoet, maar ze is ons nichtje, echt waar, en we zijn gekomen om haar te helpen. "Ik sloot even mijn ogen en probeerde na te denken. Het meisje leek niet te liegen, maar ik wist niks van deze mensen, ik kon Erin niet zomaar aan ze overleveren. "Hoe weet ik of jullie de waarheid spreken, hebben jullie bewijs?" Het meisje leunde langs me heen zodat Erin haar kon zien. "Erin, je bent dyslectisch niet waar? En gediagnostiseerd met ADHD of ADD?" Erin knikte verbaasd, maar ik was niet overtuigd. "Dat zegt niks, zoveel mensen zijn dyslectisch. En iedereen heeft tegenwoordig ADHD of ADD of PDD-NOS. Dat had je makkelijk kunnen gokken." De jongen deed een stap naar voren. "Dat wist ze omdat ze zelf ook dyslexie en ADHD heeft. En ikzelf ook. Je zou kunnen zeggen dat het in de familie zit." Ik schudde mijn hoofd. "Ik ben ook dyslectisch, en ik heb ADD, ben ik dan ook familie?" Het meisje fronste, alsof ze deze mogelijkheid daadwerkelijk overwoog. "Misschien wel..." "Jullie zijn niet goed bij je hoofd." prevelde ik, en ik stapte weer in de auto en trok het portier achter me dicht. "Stap in Jae Jung, we gaan verder." Jae Jung leek te aarzelen en het meisje stapte naar de auto toe en legde haar handen in het raamkozijn. "Alsjelieft. Kom ten minste met ons mee naar Long Island. Daar kunnen we alles uitleggen en bewijzen dat we de waarheid spreken." Ik wierp een blik op Erin en schudde mijn hoofd. "Sorry, maar we hebben genoeg obstakels gehad voor één road trip." Ik stak de sleutel in het contact en startte de auto. "Prima, wat jij wilt." riep de jongen boven het geluid van de auto uit. "Maar als jullie onderweg weer worden aangevallen door een vuurspuwende chihuahua, zeg dan niet dat we jullie niet gewaarschuwd hebben." Ik trok de sleutel meteen weer uit het contact en keek de jongen verbaasd aan. Een triomfantelijke grijns kroop over zijn gezicht. "Kijk," zei hij vrolijk. "Nu kunnen we praten."
"Is er iets anders dat je wil? We kunnen wel ergens iets gaan halen? Iets licht verteerbaars, een salade misschien? Of een cheeseburger, als je daar zin in hebt, wat je maar wilt." Geen reactie. Erin bleef stil voor zich uit kijken. "En als je nog moe bent... Je hoeft niet overeind te komen ofzo, ik kan het gewoon voor je gaan halen en..." Ineens greep Erin mijn arm. Ze keek me nog steeds niet aan, maar ik zag haar lippen lichtjes trillen. "Niet weggaan." zei ze. "Alsjeblieft." Ik keek geschrokken naar mijn arm. Erin's nagels boorden zich in mijn huid. "Natuurlijk..." prevelde ik. "Sorry, ik bedoelde alleen... Maak je geen zorgen, ik ga nergens heen. Ik laat je niet meer alleen." Erin's grip op mijn arm verzwakte. Ze leunde verder voorover, zodat ik haar profiel niet meer kon zien, alleen nog maar capuchon. "Dankjewel." zei ze zachtjes. Ik knikte een paar keer en keek weer door de voorruit voor me uit, me afvragend wat ik voor Erin kon doen. Tot mijn grote verrassing hoorde ik naast me iets kraken. Ik keek weer opzij en zag dat Erin een cracker had gepakt en deze nu met kleine hapjes naar binnen werkte. Ik voelde een klein glimlachje om mijn lippen spelen.
Erin had vier crackers, twee pop-tarts, een paar graham crackers en een zak chips op, weggespoeld met twee flesjes Evian. Daarna was ze in slaap gevallen in de bijrijdersstoel, en ze zag er vrediger uit, dan dat ik haar in bijna twee dagen had gezien. Het was moeilijk om mijn ogen op de weg te houden, Erin zag er zo aandoenlijk uit in haar grote zwarte hoodie. We waren vlakbij Kingsport, Tennessee toen ik de zilverkleurige Ford Fiesta voor het eerst zag. Niet de meest opvallende auto, al was de rijstijl van de bestuurder ietwat opvallender, ik zocht er niks achter, maar tegen de tijd dat we Kingsport voorbij waren zat de zilverkleurige Ford Fiesta nog steeds achter ons. Ik begon een beetje paranoïde te worden toen ik ineens een bekend Aziatisch hoofd uit één van de ramen zag hangen. Jae Jung grijnsde breed, zijn haren naar achteren waaiend. Het beeld had iets weg van een labrador die ik eens had gezien in een reclame over hondenvoer. Ik knipperde moeizaam met mijn ogen. Was ik nou echt zó sleep-deprived? Jae Jung was dood. En hij leek helemaal niet op een labrador. Ik schudde mijn hoofd en wreef in mijn ogen. De weg voor me wiebelde een beetje. Naast me schrok Erin wakker. Ze hapte naar adem en keek wild om zich heen. Ik stak afwezig mijn hand naar haar uit. "Het is oké, je bent oké. Ik ben hier." Erin keek op en neer van mijn gezicht naar mijn uitgestoken hand, en ik trok hem wat beschaamd terug. Erin keek me onderzoekend aan. "Gaat alles wel goed? Je kijkt alsof je een geest hebt gezien." Ik haalde diep adem. "Ik ben niet helemaal wakker geloof ik." Ik gaf richting aan en parkeerde mijn auto in de berm. Toen ik de auto op de handrem had gezet draaide ik de sleutel om en trok hem uit het contact. Ik leunde met mijn ellebogen op het stuur en wreef met mijn handen over mijn gezicht. Ik was me er vaag van bewust dat Erin naar me keek, maar wilde haar niet ongerust maken. "Het gaat wel." mompelde ik. "We gaan zo weer verder, ik moet gewoon even..." Ik maakte mijn zin niet af. De zilverkleurige Ford Fiesta had ook ingehouden en stuurde nu richting de berm, enkele meters achter mijn auto. Paniekerig graaide ik naar de sleutel en probeerde hem weer in het contact te steken, maar mijn handen trilden te erg. "Doran..." Erin klonk ongerust. "Wat is er aan de hand?" Nog voordat ik de kans had om haar vraag de beantwoorden vloog de deur van de zilverkleurige Ford Fiesta open en kwam er een slungelige gestalte uit. "Oh God." mompelde ik zachtjes. Ik kneep in mijn stuur en voelde mijn lunch omhoog komen. "Doran?" Erin legde voorzichtig een hand op mijn arm. Ik beet op mijn lip en hield mijn blik op de voorruit gericht, maar vanuit mijn ooghoeken zag ik de slungelige gedaante richting mijn auto lopen. "Nee." zei ik resoluut. "Nee, dit kan niet. Ik wordt gek, dit kan niet. Oh God..." Ik leunde voorover op mijn stuur en probeerde de duizelingen terug te dringen. "Doran, praat tegen me, alsjeblieft! Doran, wat is-" Erin's stem stierf weg, en ik hoorde haar naar adem snakken.
"Hé, Doran." klonk een stem door het open raam. "Oh God." Ik voelde mijn ademhaling versnellen. Tranen prikten in mijn ogen maar ik durfde niet opzij te kijken, uit angst dat het een hallucinatie was. "Ehm Doran?" klonk de stem opnieuw. Ik kneep mijn ogen even dicht, haalde diep adem en dwong mezelf om opzij te kijken. Jae Jung stond naast mijn auto. Zijn handen in de zakken van zijn gehavende jeans, zijn getinte gezicht ongemakkelijk glimlachend. Op dat moment barstte ik in tranen uit. De ene snik kwam na de andere en ik had nauwelijks tijd om adem te halen. Al die tijd keek Jae Jung me verbijsterd aan, maar na een tijdje trok hij het portier van mijn auto open. "Dude, ik wist niet dat hooikoorts zó erg kon zijn..." Ik stapte uit de auto en vloog Jae Jung om de hals. Hij was het echt. Het was echt Jae Jung. Mijn stomme, hersenloze, naïeve, onhandige, zachtaardige beste vriend. Ik begroep mijn gezicht in zijn zweterige shirt en huilde als een kind. Na een tijdje sloeg Jae Jung me wat onhandig op mijn rug. Hij was het echt. "Dude... Ehm... Het is niet dat ik niet blij ben om jou te zien hoor maar ehm... No homo, man." Ik liet hem los en keek hem even aan. "Damnit, Jae Jung, ik dacht dat je dood was. Randy zei... Randy zei dat je het niet had gehaald." "Die Randy zegt wel meer dingen die nergens op slaan." klonk ineens een onbekende stem. Ik draaide me met een ruk om en realiseerde me dat Jae Jung niet de enige was die uit de zilverkleurige Ford Fiesta was gestapt. Een agressief ogende jongeman en een tienermeisje met donker haar stonden met opgetrokken wenkbrauwen toe te kijken. Ik veegde snel met de rug van mijn hand langs mijn ogen en haalde mijn neus op. De jongen stapte op me af en ging in mijn personal space staan. "Ben jij Doran?" vroeg hij, op een toon zoals een moorddetective een verdachte zou vragen waar hij was op de tijd van het misdrijf. "Ehm... Ja... Hoe weet jij... Wie ben jij?" prevelde ik. Het meisje was inmiddels om me heen gestapt en naar de auto gelopen. Er ging een schok door me heen. Erin! "Raiden, ik heb haar gevonden." riep het meisje. De jongen, die blijkbaar Raiden heette schonk me nog een laatste giftige blik en liep richting het openstaande portier, maar ik was hem voor. "Laat haar met rust!" riep ik, terwijl ik het donkerharige meisje uit de weg duwde en voor het portier ging staan. "Wie zijn jullie?" "Jij hebt een hoop lef om-" begon Raiden, maar het meisje hield hem tegen. "We zijn familie." zei ze vriendelijk. "We komen uit Long Island, New York. Erin is ons nichtje, en we zijn al dagen naar haar op zoek. We zullen haar geen kwaad doen." Ik kneep achterdochtig mijn ogen tot spleetjes en bestudeerde de vreemdelingen. Erin had niks gezegd over familie in New York, en met zijn hoekige gelaatstrekken en pikzwarte haar kon Raiden bijna niet minder op Erin lijken. Ik keek Erin aan en gebaarde naar het donkerharige duo. "Erin, ken jij deze mensen?" Erin keek benauwd naar Raiden en schudde haar hoofd. "Leuk geprobeerd, jongens." zei ik. Mijn keel voelde nog rauw van het huilen, en ik kon nog nauwelijks geloven dat Jae Jung hier was. Ik wilde dat deze twee indringers ons met rust lieten, maar zo gemakkelijk gaven ze het niet op. "Oké, ik snap hoe dit eruitziet." zei het donkerharige meisje op diplomatieke toon. Erin kent ons ook niet. We hebben elkaar ook nog niet eerder ontmoet, maar ze is ons nichtje, echt waar, en we zijn gekomen om haar te helpen. "Ik sloot even mijn ogen en probeerde na te denken. Het meisje leek niet te liegen, maar ik wist niks van deze mensen, ik kon Erin niet zomaar aan ze overleveren. "Hoe weet ik of jullie de waarheid spreken, hebben jullie bewijs?" Het meisje leunde langs me heen zodat Erin haar kon zien. "Erin, je bent dyslectisch niet waar? En gediagnostiseerd met ADHD of ADD?" Erin knikte verbaasd, maar ik was niet overtuigd. "Dat zegt niks, zoveel mensen zijn dyslectisch. En iedereen heeft tegenwoordig ADHD of ADD of PDD-NOS. Dat had je makkelijk kunnen gokken." De jongen deed een stap naar voren. "Dat wist ze omdat ze zelf ook dyslexie en ADHD heeft. En ikzelf ook. Je zou kunnen zeggen dat het in de familie zit." Ik schudde mijn hoofd. "Ik ben ook dyslectisch, en ik heb ADD, ben ik dan ook familie?" Het meisje fronste, alsof ze deze mogelijkheid daadwerkelijk overwoog. "Misschien wel..." "Jullie zijn niet goed bij je hoofd." prevelde ik, en ik stapte weer in de auto en trok het portier achter me dicht. "Stap in Jae Jung, we gaan verder." Jae Jung leek te aarzelen en het meisje stapte naar de auto toe en legde haar handen in het raamkozijn. "Alsjelieft. Kom ten minste met ons mee naar Long Island. Daar kunnen we alles uitleggen en bewijzen dat we de waarheid spreken." Ik wierp een blik op Erin en schudde mijn hoofd. "Sorry, maar we hebben genoeg obstakels gehad voor één road trip." Ik stak de sleutel in het contact en startte de auto. "Prima, wat jij wilt." riep de jongen boven het geluid van de auto uit. "Maar als jullie onderweg weer worden aangevallen door een vuurspuwende chihuahua, zeg dan niet dat we jullie niet gewaarschuwd hebben." Ik trok de sleutel meteen weer uit het contact en keek de jongen verbaasd aan. Een triomfantelijke grijns kroop over zijn gezicht. "Kijk," zei hij vrolijk. "Nu kunnen we praten."
Ronan
Met een grote grijns op mijn gezicht liep ik richting cabin eleven. De schouders van mijn T-shirt waren doorweekt en er zat een vreemde natte plek in mijn korte broek. Zo nu en dan passeerde ik een paar kampeerders die me raar aankeken. Normaal gesproken zag een persoon die net een ongelukje had gehad er waarschijnlijk niet zo vrolijk uit, maar ik kon de grijns gewoon niet van mijn gezicht krijgen. Als ik nog niet verliefd op Juliette was geweest, dan was ik het nu zeker geworden. Vanuit mijn linkerooghoek zag ik Fae met stevige passen richting cabin three lopen. Ongeveer een halve stap achter haar marcheerde een lange, shirtloze donkerharige gozer met een goddelijk lichaam. Hij had duidelijk bingo gehad bij het uitdelen van de biceps. En de triceps. En alle andere spieren. Ik trok mijn wenkbrauwen op en minderde vaart. Fae zag er niet bijster gelukkig uit. "Yo, Fae," zei ik, toen ze binnen gehoorsafstand was gekomen. Fae keek op, ze had me duidelijk nog niet gezien. "Hey, Ro." zei ze. "Ben je al klaar met- oh my." Haar blik had de natte plek in mijn broek gevonden. Ik voelde het bloed naar mijn wangen kruipen en ik greep haar bij haar arm en trok haar een stukje van de vreemde gozer vandaan. "Dat is niet wat je denkt. Juliette gooide een spons naar me." Fae had haar wenkbrauwen hoog opgetrokken. "Hmmhm." zei ze. "Dus ik neem aan dat het goed gaat dan?" zei ze met een grijns. Ik grijnsde terug. "Perfect. Ik had nooit gedacht dat ik het ooit zou zeggen, maar dankjewel voor deze schoonmaakklus." Het donkerharige strandmodel kuchte ongeduldig. "Nog even wachten, fish boy." zei Fae, zonder ook maar een blik op hem te werpen. "Wie is Mister Universe?" zei ik, terwijl ik naar de jongen knikte. "Oh, gewoon een arrogante zeemeermin met daddy issues." zei Fae met een stalen gezicht. Ik wist niet zo goed wat ik hierop moest antwoorden. "Right, ik hoor vanavond de rest wel, neem ik aan. Ik moet snel even een nieuwe broek aan en dan weer terug naar Juliette." Fae sloeg me op mijn schouder. "Zo hoor ik het graag, cowboy. Doe die donkere jeans met slijtplekken bij de kontzakken." Ze gaf me nog een knipoog en liep toen met de chagrijnige zeemeermin weer verder. Ik bleef nog even staan en schudde een beetje met mijn hoofd. Ik was benieuwd wat voor verhaal hier nou weer achter schuil ging. Ik ging verder naar cabin eleven, en met mijn hoofd was ik alweer bij Juliette.
(iedereen is een beetje gay voor Pelagos)
(iedereen is een beetje gay voor Pelagos)
zaterdag 3 mei 2014
Fae
Natuurlijk. Er komen regelmatig shirtloze figuren uit de zee gestrompeld, eisend om de dochter van Poseidon. Normaalste zaak van de wereld. Niet echt... "Niet zo snel, Mister Shirtless." riep ik, ietwat overdonderd. Zo snel ging Mister Shirtless dan ook niet. Eigenlijk liep hij een beetje alsof hij nog nooit eerder op zijn benen had gestaan. "Wie ben jij, en wat wil je met de dochter van Poseidon?" "Niets dat jou aangaat, nietige landloper." Ik zuchtte. Ik hield Wingman dreigend voor me uit, maar deze man had ook een zwaard. En het was duidelijk niet van celestial bronze. Ik slikte even en versperde hem de weg. "Oké, luister. De dochter van Poseidon is hier inderdaad." loog ik. "Maar ze zit niet in haar cabin, en zonder mijn hulp vind je haar nooit. Volg mij, dan breng ik je naar haar toe." De shirtloze jongeman keek me met gefronsde wenkbrauwen aan. Hij wierp een blik op zijn blote voeten, en toen weer op mij. "Goed dan. Breng me naar de demigod." Ik rolde met mijn ogen. Lekker specifiek. Alsof Mairin hiet de enige demigod was. "Niet voordat je me verteld hebt wie je bent." De shirtloze meneer maakte zich extra groot en duwde zijn bijzonder gespierde borst vooruit. Mijn blik gleed hulpeloos omlaag over zijn bovenlichaam. Niet verkeerd... "Ik ben Pelagos, zoon van Pontos." zei hij gewichtig. Ik fronsde verward. "Pontos? Dat klinkt Grieks. Is dat een god die ze zijn vergeten te noemen?" Pelagos snoof minachtend. "Dwaas aards meisje. Breng me nu maar naar de dochter van Poseidon." "Ja, ja, hou je broek maar aan." zei ik. Pelagos leek diep beledigd en keek opnieuw naar zijn benen. Wat een raar figuur. "Ik ben Fae, mocht het je interesseren." mompelde ik. "Dochter van Hermes. Volg mij." Ik begon te lopen in de richting van het Grote Huis. Ik had geen idee wat deze freak met Mairin wilde, of wie die Pontos was, maar Chiron wist vast wel raad. Ik zou alleen wel even moeten kunnen verklaren dat ik niet bezig was met het schoonmaken van Hera's tempel.
Ik moest vrij langzaam lopen. Hoewel Pelagos' kuiten er net zo gespierd uitzagen als de rest van zijn lichaam leek hij er niet goed mee overweg te kunnen. Misschien was het zo'n surfdude, die zoveel tijd op een surfplank doorbracht dat hij lopen op de vaste grond onwennig vond. Toen we eindelijk het grote huis bereikten zaten Chiron en Mr. D op de veranda een potje te kaarten. Chiron keek op en glimlachte vriendelijk. "Ah, Fae. Hoe gaat het schoonmaken?" "Uitstekend!" loog ik. "Luister, ehm... Ik was even pauze aan het houden op het strand, en toen kwam deze jongeman het water uit gelopen. Het is geen kampeerder hier, maar hij vraagt naar de dochter van Poseidon." Chiron klauterde van de veranda af en bestudeerde Pelagos. "Ik ben bang dat Mairin er momenteel niet is... Wat is je naam, jongeman?" "Mijn naam is Pelagos, zoon van Pontos." zei Pelagos met dezelfde arrogantie als daarnet. "En ik wil de dochter van Poseidon spreken." "Pontos?" vroeg Chiron met opgetrokken wenkbrauwen. Hij keek aandachtig naar Pelagos' benen. Ikzelf had meer oog voor zijn bovenlichaam, maar hè, ieder zo zijn interessegebieden. "Wel, je ziet er niet uit als een meerman..." mijmerde Chiron. Mijn mond viel open. "Een méérman? Je bedoelt... een mannelijke zeemeermin? Met een vissenstaart en alles?" Chiron deed een half knikje. "Doorgaans..." "Door een list werd ik verbannen uit Atlantis." bromde Pelagos. "Poseidon vervloekte me, en sloot me op in deze... zielige vorm." Ik trok een wenkbrauw op. "Nou... zover als menselijke lichamen gaan zou ik niet zeggen dat je de loterij verloren hebt..." Pelagos snoof. "Je zou me in mijn werkelijke vorm moeten zien. Dit is niks. Dit is vernederend. Dit is... menselijk." Hij spuugde het woord uit, alsof het vies smaakte in zijn mond. Ik wierp een laatste blik op zijn perfecte six-pack. Sommige mensen waren ook nooit tevreden. Chiron kuchte wat ongemakkelijk. "Goed, ehm... Je bent verbannen. Dat moge duidelijk zijn. Wat verwacht je Mairin daaraan zal doen?" Pelagos kneep zijn belachelijk groene ogen tot spleetjes. "Wat ik met de dochter van Poseidon wil zijn mijn zaken. Waar kan ik haar vinden?" Chiron hief zijn hoofd op. "Ze is op een quest met de zoon van Zeus, maar je bent welkom om in haar cabin te wachten tot ze terugkomt. Ik verwacht haar over een paar dagen wel weer hier." Pelagos keek Chiron woedend aan, maar zei niks. Opnieuw keek hij vol afgrijzen naar zijn benen. "Fae, breng jij Pelagos naar cabin 3?" Ik rechtte mijn schouders en grijnsde naar de meerman. "Met genoegen, Chiron."
Ik moest vrij langzaam lopen. Hoewel Pelagos' kuiten er net zo gespierd uitzagen als de rest van zijn lichaam leek hij er niet goed mee overweg te kunnen. Misschien was het zo'n surfdude, die zoveel tijd op een surfplank doorbracht dat hij lopen op de vaste grond onwennig vond. Toen we eindelijk het grote huis bereikten zaten Chiron en Mr. D op de veranda een potje te kaarten. Chiron keek op en glimlachte vriendelijk. "Ah, Fae. Hoe gaat het schoonmaken?" "Uitstekend!" loog ik. "Luister, ehm... Ik was even pauze aan het houden op het strand, en toen kwam deze jongeman het water uit gelopen. Het is geen kampeerder hier, maar hij vraagt naar de dochter van Poseidon." Chiron klauterde van de veranda af en bestudeerde Pelagos. "Ik ben bang dat Mairin er momenteel niet is... Wat is je naam, jongeman?" "Mijn naam is Pelagos, zoon van Pontos." zei Pelagos met dezelfde arrogantie als daarnet. "En ik wil de dochter van Poseidon spreken." "Pontos?" vroeg Chiron met opgetrokken wenkbrauwen. Hij keek aandachtig naar Pelagos' benen. Ikzelf had meer oog voor zijn bovenlichaam, maar hè, ieder zo zijn interessegebieden. "Wel, je ziet er niet uit als een meerman..." mijmerde Chiron. Mijn mond viel open. "Een méérman? Je bedoelt... een mannelijke zeemeermin? Met een vissenstaart en alles?" Chiron deed een half knikje. "Doorgaans..." "Door een list werd ik verbannen uit Atlantis." bromde Pelagos. "Poseidon vervloekte me, en sloot me op in deze... zielige vorm." Ik trok een wenkbrauw op. "Nou... zover als menselijke lichamen gaan zou ik niet zeggen dat je de loterij verloren hebt..." Pelagos snoof. "Je zou me in mijn werkelijke vorm moeten zien. Dit is niks. Dit is vernederend. Dit is... menselijk." Hij spuugde het woord uit, alsof het vies smaakte in zijn mond. Ik wierp een laatste blik op zijn perfecte six-pack. Sommige mensen waren ook nooit tevreden. Chiron kuchte wat ongemakkelijk. "Goed, ehm... Je bent verbannen. Dat moge duidelijk zijn. Wat verwacht je Mairin daaraan zal doen?" Pelagos kneep zijn belachelijk groene ogen tot spleetjes. "Wat ik met de dochter van Poseidon wil zijn mijn zaken. Waar kan ik haar vinden?" Chiron hief zijn hoofd op. "Ze is op een quest met de zoon van Zeus, maar je bent welkom om in haar cabin te wachten tot ze terugkomt. Ik verwacht haar over een paar dagen wel weer hier." Pelagos keek Chiron woedend aan, maar zei niks. Opnieuw keek hij vol afgrijzen naar zijn benen. "Fae, breng jij Pelagos naar cabin 3?" Ik rechtte mijn schouders en grijnsde naar de meerman. "Met genoegen, Chiron."
vrijdag 2 mei 2014
Pelagos
Hoestend kwam ik boven water. Ik had Korallion in mijn vuist geklemd en mijn longen werkten hard om het water allemaal naar buiten te krijgen. Water dat ik een paar minuten geleden nog gewoon, zonder probleem in had kunnen ademen. Een golf stroomde over me heen en ik ging weer kop je onder. Ik probeerde adem te halen, en opnieuw kwam er water terecht in mijn longen. Ik schopte met mijn benen om weer boven water te komen. Ik begon opnieuw te hoesten toen ik weer boven het oppervlak uit kwam. Toen ik eindelijk weer normaal adem kon halen en het voor elkaar had gekregen om boven water te blijven, voelde ik vol walging met mijn vrije hand aan mijn benen. Benen! Ik vloekte zachtjes. Ik ging met mijn tong langs mijn tanden en voelde dat ze recht waren. De punten waren verdwenen. Ik keek naar het water en ik dacht dat ik daar iets zag bewegen. Vast Triton, om me uit te lachen. Of Konchos, de verrader. Ik stak mijn hoofd weer onder water om te kijken wie me bespioneerde, terwijl ik deze keer mijn adem inhield. Mijn gezichtsveld was vaag. Het zoute water prikte in mijn ogen. Snel haalde ik mijn hoofd weer uit het water. Ik keek om me heen. Aan mijn linkerkant zag ik strand, ongeveer vijfhonderd meter verderop. Aan de andere kant was alleen maar zee te zien. Met een zucht draaide ik me naar links. Dat was de enige kant die ik nu nog op kon. Ik voelde hoe ik energie verloor terwijl ik probeerde mijn hoofd boven water te houden. Met krachtige slagen begon ik naar de kust te zwemmen, met Korallion nog steeds in mijn hand. Het zwaard maakte het zwemmen gecompliceerd, maar ik had geen schede meer om mijn middel om hem op te bergen. Zelfs dat hadden ze me afgenomen. Na een paar minuten, raakte ik met mijn hand het zand aan van het strand. Ook mijn knie, die ik nu ineens had, raakte het zand. Ik probeerde mezelf stil te houden, terwijl ik met mijn voeten houvast zocht op de natte zandbodem. Dat was nog niet zo gemakkelijk. De golven bewogen me heen en weer en dat maakte het moeilijk om op te staan. Gefrustreerd sloeg ik met mijn hand op het water. "Kom op Pela." mompelde ik tegen mezelf. Met mijn blik gericht op het water, duwde ik mezelf omhoog en probeerde ik mijn evenwicht te houden op de twee voeten, die eigenlijk maar een heel klein oppervlak vormden. Met een zucht stond ik uiteindelijk overeind. Ik schommelde nog een beetje heen en weer en de golven sloegen tegen mijn benen. Moeizaam tilde ik een been op en zette het een stukje naar voren. Dat was moeilijker dan ik had verwacht. Ik wist mezelf staande te houden, maar dat lukte nog maar net. Nog een stap. Langzaam liep ik uit het water, mijn blik nog steeds naar beneden gericht. Met opgetrokken neus keek ik hoe mijn benen zich een voor een bewogen en hoe ik steeds verder het strand op liep. Opeens hoorde ik iemand kuchen. Ik keek op, recht in het gezicht van een meisje met blauwe ogen en steil, blond haar. Ze had een oranje shirt en jeans aan. Ze had een bronzen dolk in haar rechterhand. Ze had haar wenkbrauwen opgetrokken en keek me afwachtend en een beetje verrast aan. "Wie ben jij en wat was je van plan?" Wauw. Geluid klonk veel luider buiten het water. Ik had helemaal geen zin of behoefte om deze vragen te beantwoorden. Ik deed een stapje naar de zijkant om om het meisje heen te lopen, maar ze stapte met me mee en tilde haar dolk nog wat verder op. Ik merkte opeens dat haar oranje shirt bedrukt was. "Camp Halfblood." Las ik hardop. Mijn stem klonk schor en rasperig, van al het zoute water dat ik had ingeslikt. Opeens schoot me een idee te binnen. "Ja, dit is Camp Halfblood. Wat doe je hier en wie ben je." het meisje klonk nu wat dwingender. Mijn mondhoeken kropen een klein stukje omhoog. Als ik mijn plan uit kon voeren, zou het misschien toch nog allemaal goed komen. Ik strekte mijn arm uit en duwde het meisje met weinig moeite opzij. "Waar is dochter van Poseidon?" zei ik, terwijl ik langs haar heen het strand op begon te lopen.
Juliette
Het was vrij duidelijk te merken dat Ronan een stuk vrolijker deed dan hij zich voelde, maar dat was ook wel logisch, hij kende me nauwelijks. Ik wilde niet één van die vervelende mensen zijn die medelevend keek en hem niet serieus nam, dus speelde ik maar mee en spatte ook water in zijn gezicht. Het enige wat ik voor vandaag eigenlijk over Ronan wist was dat hij niet naar huis ging in de winter. Dat was voor de kinderen van Hermes vrij ongebruikelijk, dus hadden veel van mijn broers en zussen er regelmatig over. Verder had ik nooit eerder echt met Ronan gepraat, maar het beviel me eigenlijk verrassend goed. En als ik had geweten dat de kinderen van Hermes het voor elkaar kregen Snickers naar binnen te smokkelen, had ik al véél eerder een Hermes-kampeerder bevriend. Ronan zag dat ik afgeleid was en spatte meer water in mijn gezicht. Het water droop al in mijn haren en op mijn jurkje. Ronan keek me uitdagend aan. Dit was oorlog. Ik stak mijn hand in de emmer en haalde er een doorweekte spons uit. Ronan zag wat ik van plan was en wilde wegrennen, maar ik greep de hals van zijn shirt en kneep de spons boven zijn hoofd uit. Het water was inmiddels koud, en Ronan gaf een meisjesachtig gilletje. Ik had inmiddels de slappe lach, en Ronan liep dreigend richting de emmer voor wraak. Zijn kletsnatte Camp Halfblood-T-shirt kleefde aan zijn borst. Voordat hij de emmer bereikte maakte ik de spons opnieuw nat en hield hem dreigend in de lucht. "Ik heb een spons, en ik ben niet bang hem te gebruiken!" riep ik terwijl ik achteruit deinsde. "Oh ja?" zei Ronan. Hij boog voorover en pakte de hele emmer vol sopwater. "Dat durf je niet." zei ik moedig. "Dit is de tempel van Hera!" Ik ging iets dichter bij de deur staan zodat hij de tempel zelf niet kon missen als hij het water naar me toe zou gooien. Ronan haalde zijn schouders op. "We zijn nu toch aan het schoonmaken." Ik liep nog verder achteruit tot ik tegen een zuil aanstond. "Ja maar een hele emmer vies water... Dat zal ze niet leuk vinden." Ronan leek niet onder de indruk. "We ruimen het wel weer op." "Eeuwig ongeluk in de liefde! Ze is de godin van het huwelijk!" probeerde ik nog. Ronan's mondhoeken kropen omhoog. "Voor jou neem ik graag het risico." Ik wilde nog wegduiken achter de zuil, maar ik was te laat. De inhoud van de emmer kwam als een vloedgolf over me heen. Ik kneep mijn ogen dicht tegen het schoonmaakmiddel en hoorde Ronan gieren van het lachen. Zelf moest ik ook weer lachen, maar mijn wraak zou ik krijgen. In een snelle beweging gooide ik de nu nog nattere spons die ik nog steeds vasthad naar Ronan toe. Het projectiel trof doel, precies in Ronan's kruis, zodat er een wel heel verdachte natte plek in de stof van zijn broek achterbleef. Triomfantelijk keek ik hem aan terwijl ik mijn haar uitwrong. Ronan keek geschokt. "Oh! Jij bent kwaadaardig." Ik haalde mijn schouders op. "Ik had je gewaarschuwd." Ik liep naar hem toe en trok de emmer uit zijn handen. "Ik vul deze wel even opnieuw, dan heb jij in de tussentijd de kans om een andere broek aan te trekken. Of niet." Ik liep langs hem heen naar het schoonmaakhok en maakte er een punt van om in het voorbijgaan mijn nog natte paardenstaart in zijn gezicht te zwiepen. Dat zou hem leren. Ik was nog genadig geweest. De volgende keer zou hij de rest van de dag in rijm moeten praten.
Abonneren op:
Posts (Atom)