dinsdag 22 juli 2014

Doran

"Weet je zeker dat je niks wilt?" vroeg ik voorzichtig. Ik hield Erin een pak crackers voor, maar ze schudde haar hoofd zonder er ook maar naar te kijken. "Kom op, Erin, je moet wat eten." Erin haalde haar schouders op en trok haar nieuwe vest wat strakker om haar schouders. Ze bleef maar rillen in mijn bloesje, dus had ik het meest simpele vest dat ik kon vinden bij Target meegenomen. Het was een effen zwart vest met een capuchon, die ze op had gedaan, en niet meer af. "Geen honger." zei ze zachtjes. Ik zuchtte. Na wat er gisteravond met Randy was gebeurd had ze nog geen enkele zin van meer dan vijf woorden gezegd. Eerst had ze helemaal niet gesproken, en ik ging me steeds meer zorgen maken. De korte zinnetjes waren iets, maar ik wilde gewoon dat ze zou zeggen wat ik voor haar kon doen.
"Is er iets anders dat je wil? We kunnen wel ergens iets gaan halen? Iets licht verteerbaars, een salade misschien? Of een cheeseburger, als je daar zin in hebt, wat je maar wilt." Geen reactie. Erin bleef stil voor zich uit kijken. "En als je nog moe bent... Je hoeft niet overeind te komen ofzo, ik kan het gewoon voor je gaan halen en..." Ineens greep Erin mijn arm. Ze keek me nog steeds niet aan, maar ik zag haar lippen lichtjes trillen. "Niet weggaan." zei ze. "Alsjeblieft." Ik keek geschrokken naar mijn arm. Erin's nagels boorden zich in mijn huid. "Natuurlijk..." prevelde ik. "Sorry, ik bedoelde alleen... Maak je geen zorgen, ik ga nergens heen. Ik laat je niet meer alleen." Erin's grip op mijn arm verzwakte. Ze leunde verder voorover, zodat ik haar profiel niet meer kon zien, alleen nog maar capuchon. "Dankjewel." zei ze zachtjes. Ik knikte een paar keer en keek weer door de voorruit voor me uit, me afvragend wat ik voor Erin kon doen. Tot mijn grote verrassing hoorde ik naast me iets kraken. Ik keek weer opzij en zag dat Erin een cracker had gepakt en deze nu met kleine hapjes naar binnen werkte. Ik voelde een klein glimlachje om mijn lippen spelen.

Erin had vier crackers, twee pop-tarts, een paar graham crackers en een zak chips op, weggespoeld met twee flesjes Evian. Daarna was ze in slaap gevallen in de bijrijdersstoel, en ze zag er vrediger uit, dan dat ik haar in bijna twee dagen had gezien. Het was moeilijk om mijn ogen op de weg te houden, Erin zag er zo aandoenlijk uit in haar grote zwarte hoodie. We waren vlakbij Kingsport, Tennessee toen ik de zilverkleurige Ford Fiesta voor het eerst zag. Niet de meest opvallende auto, al was de rijstijl van de bestuurder ietwat opvallender, ik zocht er niks achter, maar tegen de tijd dat we Kingsport voorbij waren zat de zilverkleurige Ford Fiesta nog steeds achter ons. Ik begon een beetje paranoïde te worden toen ik ineens een bekend Aziatisch hoofd uit één van de ramen zag hangen. Jae Jung grijnsde breed, zijn haren naar achteren waaiend. Het beeld had iets weg van een labrador die ik eens had gezien in een reclame over hondenvoer. Ik knipperde moeizaam met mijn ogen. Was ik nou echt zó sleep-deprived? Jae Jung was dood. En hij leek helemaal niet op een labrador. Ik schudde mijn hoofd en wreef in mijn ogen. De weg voor me wiebelde een beetje. Naast me schrok Erin wakker. Ze hapte naar adem en keek wild om zich heen. Ik stak afwezig mijn hand naar haar uit. "Het is oké, je bent oké. Ik ben hier." Erin keek op en neer van mijn gezicht naar mijn uitgestoken hand, en ik trok hem wat beschaamd terug. Erin keek me onderzoekend aan. "Gaat alles wel goed? Je kijkt alsof je een geest hebt gezien." Ik haalde diep adem. "Ik ben niet helemaal wakker geloof ik." Ik gaf richting aan en parkeerde mijn auto in de berm. Toen ik de auto op de handrem had gezet draaide ik de sleutel om en trok hem uit het contact. Ik leunde met mijn ellebogen op het stuur en wreef met mijn handen over mijn gezicht. Ik was me er vaag van bewust dat Erin naar me keek, maar wilde haar niet ongerust maken. "Het gaat wel." mompelde ik. "We gaan zo weer verder, ik moet gewoon even..." Ik maakte mijn zin niet af. De zilverkleurige Ford Fiesta had ook ingehouden en stuurde nu richting de berm, enkele meters achter mijn auto. Paniekerig graaide ik naar de sleutel en probeerde hem weer in het contact te steken, maar mijn handen trilden te erg. "Doran..." Erin klonk ongerust. "Wat is er aan de hand?" Nog voordat ik de kans had om haar vraag de beantwoorden vloog de deur van de zilverkleurige Ford Fiesta open en kwam er een slungelige gestalte uit. "Oh God." mompelde ik zachtjes. Ik kneep in mijn stuur en voelde mijn lunch omhoog komen. "Doran?" Erin legde voorzichtig een hand op mijn arm. Ik beet op mijn lip en hield mijn blik op de voorruit gericht, maar vanuit mijn ooghoeken zag ik de slungelige gedaante richting mijn auto lopen. "Nee." zei ik resoluut. "Nee, dit kan niet. Ik wordt gek, dit kan niet. Oh God..." Ik leunde voorover op mijn stuur en probeerde de duizelingen terug te dringen. "Doran, praat tegen me, alsjeblieft! Doran, wat is-" Erin's stem stierf weg, en ik hoorde haar naar adem snakken.
"Hé, Doran." klonk een stem door het open raam. "Oh God." Ik voelde mijn ademhaling versnellen. Tranen prikten in mijn ogen maar ik durfde niet opzij te kijken, uit angst dat het een hallucinatie was. "Ehm Doran?" klonk de stem opnieuw. Ik kneep mijn ogen even dicht, haalde diep adem en dwong mezelf om opzij te kijken. Jae Jung stond naast mijn auto. Zijn handen in de zakken van zijn gehavende jeans, zijn getinte gezicht ongemakkelijk glimlachend. Op dat moment barstte ik in tranen uit. De ene snik kwam na de andere en ik had nauwelijks tijd om adem te halen. Al die tijd keek Jae Jung me verbijsterd aan, maar na een tijdje trok hij het portier van mijn auto open. "Dude, ik wist niet dat hooikoorts zó erg kon zijn..." Ik stapte uit de auto en vloog Jae Jung om de hals. Hij was het echt. Het was echt Jae Jung. Mijn stomme, hersenloze, naïeve, onhandige, zachtaardige beste vriend. Ik begroep mijn gezicht in zijn zweterige shirt en huilde als een kind. Na een tijdje sloeg Jae Jung me wat onhandig op mijn rug. Hij was het echt. "Dude... Ehm... Het is niet dat ik niet blij ben om jou te zien hoor maar ehm... No homo, man." Ik liet hem los en keek hem even aan. "Damnit, Jae Jung, ik dacht dat je dood was. Randy zei... Randy zei dat je het niet had gehaald." "Die Randy zegt wel meer dingen die nergens op slaan." klonk ineens een onbekende stem. Ik draaide me met een ruk om en realiseerde me dat Jae Jung niet de enige was die uit de zilverkleurige Ford Fiesta was gestapt. Een agressief ogende jongeman en een tienermeisje met donker haar stonden met opgetrokken wenkbrauwen toe te kijken. Ik veegde snel met de rug van mijn hand langs mijn ogen en haalde mijn neus op. De jongen stapte op me af en ging in mijn personal space staan. "Ben jij Doran?" vroeg hij, op een toon zoals een moorddetective een verdachte zou vragen waar hij was op de tijd van het misdrijf. "Ehm... Ja... Hoe weet jij... Wie ben jij?" prevelde ik. Het meisje was inmiddels om me heen gestapt en naar de auto gelopen. Er ging een schok door me heen. Erin! "Raiden, ik heb haar gevonden." riep het meisje. De jongen, die blijkbaar Raiden heette schonk me nog een laatste giftige blik en liep richting het openstaande portier, maar ik was hem voor. "Laat haar met rust!" riep ik, terwijl ik het donkerharige meisje uit de weg duwde en voor het portier ging staan. "Wie zijn jullie?" "Jij hebt een hoop lef om-" begon Raiden, maar het meisje hield hem tegen. "We zijn familie." zei ze vriendelijk. "We komen uit Long Island, New York. Erin is ons nichtje, en we zijn al dagen naar haar op zoek. We zullen haar geen kwaad doen." Ik kneep achterdochtig mijn ogen tot spleetjes en bestudeerde de vreemdelingen. Erin had niks gezegd over familie in New York, en met zijn hoekige gelaatstrekken en pikzwarte haar kon Raiden bijna niet minder op Erin lijken. Ik keek Erin aan en gebaarde naar het donkerharige duo. "Erin, ken jij deze mensen?" Erin keek benauwd naar Raiden en schudde haar hoofd. "Leuk geprobeerd, jongens." zei ik. Mijn keel voelde nog rauw van het huilen, en ik kon nog nauwelijks geloven dat Jae Jung hier was. Ik wilde dat deze twee indringers ons met rust lieten, maar zo gemakkelijk gaven ze het niet op. "Oké, ik snap hoe dit eruitziet." zei het donkerharige meisje op diplomatieke toon. Erin kent ons ook niet. We hebben elkaar ook nog niet eerder ontmoet, maar ze is ons nichtje, echt waar, en we zijn gekomen om haar te helpen. "Ik sloot even mijn ogen en probeerde na te denken. Het meisje leek niet te liegen, maar ik wist niks van deze mensen, ik kon Erin niet zomaar aan ze overleveren. "Hoe weet ik of jullie de waarheid spreken, hebben jullie bewijs?" Het meisje leunde langs me heen zodat Erin haar kon zien. "Erin, je bent dyslectisch niet waar? En gediagnostiseerd met ADHD of ADD?" Erin knikte verbaasd, maar ik was niet overtuigd. "Dat zegt niks, zoveel mensen zijn dyslectisch. En iedereen heeft tegenwoordig ADHD of ADD of PDD-NOS. Dat had je makkelijk kunnen gokken." De jongen deed een stap naar voren. "Dat wist ze omdat ze zelf ook dyslexie en ADHD heeft. En ikzelf ook. Je zou kunnen zeggen dat het in de familie zit." Ik schudde mijn hoofd. "Ik ben ook dyslectisch, en ik heb ADD, ben ik dan ook familie?" Het meisje fronste, alsof ze deze mogelijkheid daadwerkelijk overwoog. "Misschien wel..." "Jullie zijn niet goed bij je hoofd." prevelde ik, en ik stapte weer in de auto en trok het portier achter me dicht. "Stap in Jae Jung, we gaan verder." Jae Jung leek te aarzelen en het meisje stapte naar de auto toe en legde haar handen in het raamkozijn. "Alsjelieft. Kom ten minste met ons mee naar Long Island. Daar kunnen we alles uitleggen en bewijzen dat we de waarheid spreken." Ik wierp een blik op Erin en schudde mijn hoofd. "Sorry, maar we hebben genoeg obstakels gehad voor één road trip." Ik stak de sleutel in het contact en startte de auto. "Prima, wat jij wilt." riep de jongen boven het geluid van de auto uit. "Maar als jullie onderweg weer worden aangevallen door een vuurspuwende chihuahua, zeg dan niet dat we jullie niet gewaarschuwd hebben." Ik trok de sleutel meteen weer uit het contact en keek de jongen verbaasd aan. Een triomfantelijke grijns kroop over zijn gezicht. "Kijk," zei hij vrolijk. "Nu kunnen we praten."

Ronan

Met een grote grijns op mijn gezicht liep ik richting cabin eleven. De schouders van mijn T-shirt waren doorweekt en er zat een vreemde natte plek in mijn korte broek. Zo nu en dan passeerde ik een paar kampeerders die me raar aankeken. Normaal gesproken zag een persoon die net een ongelukje had gehad er waarschijnlijk niet zo vrolijk uit, maar ik kon de grijns gewoon niet van mijn gezicht krijgen. Als ik nog niet verliefd op Juliette was geweest, dan was ik het nu zeker geworden. Vanuit mijn linkerooghoek zag ik Fae met stevige passen richting cabin three lopen. Ongeveer een halve stap achter haar marcheerde een lange, shirtloze donkerharige gozer met een goddelijk lichaam. Hij had duidelijk bingo gehad bij het uitdelen van de biceps. En de triceps. En alle andere spieren. Ik trok mijn wenkbrauwen op en minderde vaart. Fae zag er niet bijster gelukkig uit. "Yo, Fae," zei ik, toen ze binnen gehoorsafstand was gekomen. Fae keek op, ze had me duidelijk nog niet gezien. "Hey, Ro." zei ze. "Ben je al klaar met- oh my." Haar blik had de natte plek in mijn broek gevonden. Ik voelde het bloed naar mijn wangen kruipen en ik greep haar bij haar arm en trok haar een stukje van de vreemde gozer vandaan. "Dat is niet wat je denkt. Juliette gooide een spons naar me." Fae had haar wenkbrauwen hoog opgetrokken. "Hmmhm." zei ze. "Dus ik neem aan dat het goed gaat dan?" zei ze met een grijns. Ik grijnsde terug. "Perfect. Ik had nooit gedacht dat ik het ooit zou zeggen, maar dankjewel voor deze schoonmaakklus." Het donkerharige strandmodel kuchte ongeduldig. "Nog even wachten, fish boy." zei Fae, zonder ook maar een blik op hem te werpen. "Wie is Mister Universe?" zei ik, terwijl ik naar de jongen knikte. "Oh, gewoon een arrogante zeemeermin met daddy issues." zei Fae met een stalen gezicht. Ik wist niet zo goed wat ik hierop moest antwoorden. "Right, ik hoor vanavond de rest wel, neem ik aan. Ik moet snel even een nieuwe broek aan en dan weer terug naar Juliette." Fae sloeg me op mijn schouder. "Zo hoor ik het graag, cowboy. Doe die donkere jeans met slijtplekken bij de kontzakken." Ze gaf me nog een knipoog en liep toen met de chagrijnige zeemeermin weer verder. Ik bleef nog even staan en schudde een beetje met mijn hoofd. Ik was benieuwd wat voor verhaal hier nou weer achter schuil ging. Ik ging verder naar cabin eleven, en met mijn hoofd was ik alweer bij Juliette.

(iedereen is een beetje gay voor Pelagos)

zaterdag 3 mei 2014

Fae

Natuurlijk. Er komen regelmatig shirtloze figuren uit de zee gestrompeld, eisend om de dochter van Poseidon. Normaalste zaak van de wereld. Niet echt... "Niet zo snel, Mister Shirtless." riep ik, ietwat overdonderd. Zo snel ging Mister Shirtless dan ook niet. Eigenlijk liep hij een beetje alsof hij nog nooit eerder op zijn benen had gestaan. "Wie ben jij, en wat wil je met de dochter van Poseidon?" "Niets dat jou aangaat, nietige landloper." Ik zuchtte. Ik hield Wingman dreigend voor me uit, maar deze man had ook een zwaard. En het was duidelijk niet van celestial bronze. Ik slikte even en versperde hem de weg. "Oké, luister. De dochter van Poseidon is hier inderdaad." loog ik. "Maar ze zit niet in haar cabin, en zonder mijn hulp vind je haar nooit. Volg mij, dan breng ik je naar haar toe." De shirtloze jongeman keek me met gefronsde wenkbrauwen aan. Hij wierp een blik op zijn blote voeten, en toen weer op mij. "Goed dan. Breng me naar de demigod." Ik rolde met mijn ogen. Lekker specifiek. Alsof Mairin hiet de enige demigod was. "Niet voordat je me verteld hebt wie je bent." De shirtloze meneer maakte zich extra groot en duwde zijn bijzonder gespierde borst vooruit. Mijn blik gleed hulpeloos omlaag over zijn bovenlichaam. Niet verkeerd... "Ik ben Pelagos, zoon van Pontos." zei hij gewichtig. Ik fronsde verward. "Pontos? Dat klinkt Grieks. Is dat een god die ze zijn vergeten te noemen?" Pelagos snoof minachtend. "Dwaas aards meisje. Breng me nu maar naar de dochter van Poseidon." "Ja, ja, hou je broek maar aan." zei ik. Pelagos leek diep beledigd en keek opnieuw naar zijn benen. Wat een raar figuur. "Ik ben Fae, mocht het je interesseren." mompelde ik. "Dochter van Hermes. Volg mij." Ik begon te lopen in de richting van het Grote Huis. Ik had geen idee wat deze freak met Mairin wilde, of wie die Pontos was, maar Chiron wist vast wel raad. Ik zou alleen wel even moeten kunnen verklaren dat ik niet bezig was met het schoonmaken van Hera's tempel.
Ik moest vrij langzaam lopen. Hoewel Pelagos' kuiten er net zo gespierd uitzagen als de rest van zijn lichaam leek hij er niet goed mee overweg te kunnen. Misschien was het zo'n surfdude, die zoveel tijd op een surfplank doorbracht dat hij lopen op de vaste grond onwennig vond. Toen we eindelijk het grote huis bereikten zaten Chiron en Mr. D op de veranda een potje te kaarten. Chiron keek op en glimlachte vriendelijk. "Ah, Fae. Hoe gaat het schoonmaken?" "Uitstekend!" loog ik. "Luister, ehm... Ik was even pauze aan het houden op het strand, en toen kwam deze jongeman het water uit gelopen. Het is geen kampeerder hier, maar hij vraagt naar de dochter van Poseidon." Chiron klauterde van de veranda af en bestudeerde Pelagos. "Ik ben bang dat Mairin er momenteel niet is... Wat is je naam, jongeman?" "Mijn naam is Pelagos, zoon van Pontos." zei Pelagos met dezelfde arrogantie als daarnet. "En ik wil de dochter van Poseidon spreken." "Pontos?" vroeg Chiron met opgetrokken wenkbrauwen. Hij keek aandachtig naar Pelagos' benen. Ikzelf had meer oog voor zijn bovenlichaam, maar hè, ieder zo zijn interessegebieden. "Wel, je ziet er niet uit als een meerman..." mijmerde Chiron. Mijn mond viel open. "Een méérman? Je bedoelt... een mannelijke zeemeermin? Met een vissenstaart en alles?" Chiron deed een half knikje. "Doorgaans..." "Door een list werd ik verbannen uit Atlantis." bromde Pelagos. "Poseidon vervloekte me, en sloot me op in deze... zielige vorm." Ik trok een wenkbrauw op. "Nou... zover als menselijke lichamen gaan zou ik niet zeggen dat je de loterij verloren hebt..." Pelagos snoof. "Je zou me in mijn werkelijke vorm moeten zien. Dit is niks. Dit is vernederend. Dit is... menselijk." Hij spuugde het woord uit, alsof het vies smaakte in zijn mond. Ik wierp een laatste blik op zijn perfecte six-pack. Sommige mensen waren ook nooit tevreden. Chiron kuchte wat ongemakkelijk. "Goed, ehm... Je bent verbannen. Dat moge duidelijk zijn. Wat verwacht je Mairin daaraan zal doen?" Pelagos kneep zijn belachelijk groene ogen tot spleetjes. "Wat ik met de dochter van Poseidon wil zijn mijn zaken. Waar kan ik haar vinden?" Chiron hief zijn hoofd op. "Ze is op een quest met de zoon van Zeus, maar je bent welkom om in haar cabin te wachten tot ze terugkomt. Ik verwacht haar over een paar dagen wel weer hier." Pelagos keek Chiron woedend aan, maar zei niks. Opnieuw keek hij vol afgrijzen naar zijn benen. "Fae, breng jij Pelagos naar cabin 3?" Ik rechtte mijn schouders en grijnsde naar de meerman. "Met genoegen, Chiron."

vrijdag 2 mei 2014

Pelagos

Hoestend kwam ik boven water. Ik had Korallion in mijn vuist geklemd en mijn longen werkten hard om het water allemaal naar buiten te krijgen. Water dat ik een paar minuten geleden nog gewoon, zonder probleem in had kunnen ademen. Een golf stroomde over me heen en ik ging weer kop je onder. Ik probeerde adem te halen, en opnieuw kwam er water terecht in mijn longen. Ik schopte met mijn benen om weer boven water te komen. Ik begon opnieuw te hoesten toen ik weer boven het oppervlak uit kwam. Toen ik eindelijk weer normaal adem kon halen en het voor elkaar had gekregen om boven water te blijven, voelde ik vol walging met mijn vrije hand aan mijn benen. Benen! Ik vloekte zachtjes. Ik ging met mijn tong langs mijn tanden en voelde dat ze recht waren. De punten waren verdwenen. Ik keek naar het water en ik dacht dat ik daar iets zag bewegen. Vast Triton, om me uit te lachen. Of Konchos, de verrader. Ik stak mijn hoofd weer onder water om te kijken wie me bespioneerde, terwijl ik deze keer mijn adem inhield. Mijn gezichtsveld was vaag. Het zoute water prikte in mijn ogen. Snel haalde ik mijn hoofd weer uit het water. Ik keek om me heen. Aan mijn linkerkant zag ik strand, ongeveer vijfhonderd meter verderop. Aan de andere kant was alleen maar zee te zien. Met een zucht draaide ik me naar links. Dat was de enige kant die ik nu nog op kon. Ik voelde hoe ik energie verloor terwijl ik probeerde mijn hoofd boven water te houden. Met krachtige slagen begon ik naar de kust te zwemmen, met Korallion nog steeds in mijn hand. Het zwaard maakte het zwemmen gecompliceerd, maar ik had geen schede meer om mijn middel om hem op te bergen. Zelfs dat hadden ze me afgenomen. Na een paar minuten, raakte ik met mijn hand het zand aan van het strand. Ook mijn knie, die ik nu ineens had, raakte het zand. Ik probeerde mezelf stil te houden, terwijl ik met mijn voeten houvast zocht op de natte zandbodem. Dat was nog niet zo gemakkelijk. De golven bewogen me heen en weer en dat maakte het moeilijk om op te staan. Gefrustreerd sloeg ik met mijn hand op het water. "Kom op Pela." mompelde ik tegen mezelf. Met mijn blik gericht op het water, duwde ik mezelf omhoog en probeerde ik mijn evenwicht te houden op de twee voeten, die eigenlijk maar een heel klein oppervlak vormden. Met een zucht stond ik uiteindelijk overeind. Ik schommelde nog een beetje heen en weer en de golven sloegen tegen mijn benen. Moeizaam tilde ik een been op en zette het een stukje naar voren. Dat was moeilijker dan ik had verwacht. Ik wist mezelf staande te houden, maar dat lukte nog maar net. Nog een stap. Langzaam liep ik uit het water, mijn blik nog steeds naar beneden gericht. Met opgetrokken neus keek ik hoe mijn benen zich een voor een bewogen en hoe ik steeds verder het strand op liep. Opeens hoorde ik iemand kuchen. Ik keek op, recht in het gezicht van een meisje met blauwe ogen en steil, blond haar. Ze had een oranje shirt en jeans aan. Ze had een bronzen dolk in haar rechterhand. Ze had haar wenkbrauwen opgetrokken en keek me afwachtend en een beetje verrast aan. "Wie ben jij en wat was je van plan?" Wauw. Geluid klonk veel luider buiten het water. Ik had helemaal geen zin of behoefte om deze vragen te beantwoorden. Ik deed een stapje naar de zijkant om om het meisje heen te lopen, maar ze stapte met me mee en tilde haar dolk nog wat verder op. Ik merkte opeens dat haar oranje shirt bedrukt was. "Camp Halfblood." Las ik hardop. Mijn stem klonk schor en rasperig, van al het zoute water dat ik had ingeslikt. Opeens schoot me een idee te binnen. "Ja, dit is Camp Halfblood. Wat doe je hier en wie ben je." het meisje klonk nu wat dwingender. Mijn mondhoeken kropen een klein stukje omhoog. Als ik mijn plan uit kon voeren, zou het misschien toch nog allemaal goed komen. Ik strekte mijn arm uit en duwde het meisje met weinig moeite opzij. "Waar is dochter van Poseidon?" zei ik, terwijl ik langs haar heen het strand op begon te lopen.

Juliette

Het was vrij duidelijk te merken dat Ronan een stuk vrolijker deed dan hij zich voelde, maar dat was ook wel logisch, hij kende me nauwelijks. Ik wilde niet één van die vervelende mensen zijn die medelevend keek en hem niet serieus nam, dus speelde ik maar mee en spatte ook water in zijn gezicht. Het enige wat ik voor vandaag eigenlijk over Ronan wist was dat hij niet naar huis ging in de winter. Dat was voor de kinderen van Hermes vrij ongebruikelijk, dus hadden veel van mijn broers en zussen er regelmatig over. Verder had ik nooit eerder echt met Ronan gepraat, maar het beviel me eigenlijk verrassend goed. En als ik had geweten dat de kinderen van Hermes het voor elkaar kregen Snickers naar binnen te smokkelen, had ik al véél eerder een Hermes-kampeerder bevriend. Ronan zag dat ik afgeleid was en spatte meer water in mijn gezicht. Het water droop al in mijn haren en op mijn jurkje. Ronan keek me uitdagend aan. Dit was oorlog. Ik stak mijn hand in de emmer en haalde er een doorweekte spons uit. Ronan zag wat ik van plan was en wilde wegrennen, maar ik greep de hals van zijn shirt en kneep de spons boven zijn hoofd uit. Het water was inmiddels koud, en Ronan gaf een meisjesachtig gilletje. Ik had inmiddels de slappe lach, en Ronan liep dreigend richting de emmer voor wraak. Zijn kletsnatte Camp Halfblood-T-shirt kleefde aan zijn borst. Voordat hij de emmer bereikte maakte ik de spons opnieuw nat en hield hem dreigend in de lucht. "Ik heb een spons, en ik ben niet bang hem te gebruiken!" riep ik terwijl ik achteruit deinsde. "Oh ja?" zei Ronan. Hij boog voorover en pakte de hele emmer vol sopwater. "Dat durf je niet." zei ik moedig. "Dit is de tempel van Hera!" Ik ging iets dichter bij de deur staan zodat hij de tempel zelf niet kon missen als hij het water naar me toe zou gooien. Ronan haalde zijn schouders op. "We zijn nu toch aan het schoonmaken."  Ik liep nog verder achteruit tot ik tegen een zuil aanstond. "Ja maar een hele emmer vies water... Dat zal ze niet leuk vinden." Ronan leek niet onder de indruk. "We ruimen het wel weer op." "Eeuwig ongeluk in de liefde! Ze is de godin van het huwelijk!" probeerde ik nog. Ronan's mondhoeken kropen omhoog. "Voor jou neem ik graag het risico." Ik wilde nog wegduiken achter de zuil, maar ik was te laat. De inhoud van de emmer kwam als een vloedgolf over me heen. Ik kneep mijn ogen dicht tegen het schoonmaakmiddel en hoorde Ronan gieren van het lachen. Zelf moest ik ook weer lachen, maar mijn wraak zou ik krijgen. In een snelle beweging gooide ik de nu nog nattere spons die ik nog steeds vasthad naar Ronan toe. Het projectiel trof doel, precies in Ronan's kruis, zodat er een wel heel verdachte natte plek in de stof van zijn broek achterbleef. Triomfantelijk keek ik hem aan terwijl ik mijn haar uitwrong. Ronan keek geschokt. "Oh! Jij bent kwaadaardig." Ik haalde mijn schouders op. "Ik had je gewaarschuwd." Ik liep naar hem toe en trok de emmer uit zijn handen. "Ik vul deze wel even opnieuw, dan heb jij in de tussentijd de kans om een andere broek aan te trekken. Of niet." Ik liep langs hem heen naar het schoonmaakhok en maakte er een punt van om in het voorbijgaan mijn nog natte paardenstaart in zijn gezicht te zwiepen. Dat zou hem leren. Ik was nog genadig geweest. De volgende keer zou hij de rest van de dag in rijm moeten praten.

Ronan

"Ik kan niet geloven dat je me hierin overgehaald hebt." mopperde ik terwijl ik een emmer vulde met warm water en wat magische allesreiniger. "Hmhm." mompelde Fae terug. Ze wipte op haar tenen op een neer en keek langs me heen in de richting van de arena. "Je weet dat ik een hekel heb aan schoonmaken. Sterker nog, we weten allemaal dat ik eigenlijk de grootste reden ben dat we altijd ergens onderaan staan bij de cabin inspecties. Bovendien ben je zelf nou ook niet bepaald Assepoester." Dat leverde me een elleboog stoot in mijn ribben op. Ik zette de ondertussen gevulde emmer op de grond. "En het is nou ook niet alsof we Hera's grootste fans zijn. We gaan er waarschijnlijk niet eens minder keuken corvee voor terug krijgen. Ik vraag me serieus af je ijlde toen Chiron je vroeg om Hera's cabin schoon te gaan maken." Ik zwaaide even met mijn hand langs haar gezicht. "Misschien ijl je nu nog steeds wel. Waar kijk je toch steeds naar?" Opeens begon Fae breed te grijnzen en zwaaide ze naar iemand achter me. Ik wilde me omdraaien om te zien wie eraan kwam, maar Fae pakte me vast bij mijn bovenarmen. "Oké, loverboy. Onthoud goed: Later ga je me hier dankbaar voor zijn, geloof me." zei ze. Ik begon me lichtelijk zorgen te maken door deze niet bepaald bemoedigende woorden. "Fae, wat is er aan de-" Met moeite had ik me toch omgedraaid. "Oh Styx." Gekleed in een zwierig, lichtblauw zomerjurkje kwam Juliette aangelopen. Fae kennende, had ik de situatie al snel door. Lichtelijk in paniek keek ik naar haar. "Zeg alsjeblieft dat je niet-" "Ssst." onderbrak Fae me. Juliette was ondertussen bij ons aangekomen. "Hoi Fae en Ronan." zei ze met een glimlach. Ik voelde dat mijn wangen rood werden toen ze naar me keek. "Hey Juliette! Wat ontzettend fijn dat je voor me in kan vallen! Ik was echt helemaal vergeten dat ik een extra training met Trace gepland had, en ik wilde Chiron ook niet teleurstellen natuurlijk, hij wilde zo graag dat Hera's cabin een schoonmaakbeurt zou krijgen vandaag." Fae had een poeslieve, onschuldige glimlach op haar gezicht. Ik had moeten weten dat er iets niet in de haak was toen Fae me vertelde dat ze op vrijwillige basis wilde schoonmaken. "Natuurlijk, het is geen enkel probleem." zei Juliette met een glimlachje. "Zo, ik zal maar gauw gaan dan. Ik moet Trace natuurlijk niet laten wachten." Fae drukte met redelijk wat geweld een dweil tegen mijn borst. "Veel plezier jullie tweetjes! Ik zie jullie vanavond wel weer." Voordat ik verder nog iets kon zeggen was Fae alweer verdwenen. Ik keek naar Juliette. Ze had haar haren vandaag vastgebonden in een hoge paardenstaart die vrolijk heen en weer schommelde in haar nek. "Nou, zullen we maar gauw op weg gaan dan?" zei Juliette, nog altijd met haar eeuwige glimlach. Ik knikte en pakte de emmer op. Met dweil en emmer in de hand, en Juliette met een emmer vol met schuursponsjes en een plumeau, gingen we op weg naar de cabin. Er heerste een ongemakkelijke stilte op de heen weg. Normaal gesproken had ik echt geen enkel probleem met gesprekken voeren, maar op de een of andere manier was het met Juliette zoveel ingewikkelder. En alles wat ik dan zei, klonk echt ontzettend stom.  "Dus eeehm... Heb je tot nu toe een beetje een goede zomer? Op kamp enzo?" wist ik er met moeite uit te brengen. Juliette knikte enthousiast. "Ja hoor. Het is ontzettend fijn om mijn broers en zussen weer te zien. En om weer te kunnen boogschieten, en weer op de Pegasi te vliegen. En hoe is jouw zomer tot nu toe?" "Ehm... Ja. Gaaf. Ik ben nog maar een keer wakker geworden met tandpasta op mijn gezicht, dus ik kan niet klagen. Fae is echt een grote fan van pranks." Juliette lachte. Het geluid zorgde ervoor dat er een groep slangen in mijn maag begonnen te kronkelen. Het was net alsof ik Medusa had ingeslikt. Ik kon het niet helpen om zelf ook te grijnzen. We waren ondertussen aangekomen bij de cabin. Eigenlijk zag het er helemaal niet zo slecht uit. Niet slechter dan alle andere cabins op het terrein. Toch waren er wel een paar puntjes die zeker wat verbetering konden gebruiken. Er zaten een paar spinnenwebben tussen de zuilen en er zat wat aanslag op de zuilen. Toen ik de deur van de cabin openduwde, kwam er een koude windvlaag naar buiten. Ik deed een paar stappen naar binnen. "Heeft Hera nog nooit van een kachel gehoord ofzo?" mompelde ik. Bijna de hele cabin werd in beslag genomen door een groot beeld van Hera. Ik keek omhoog, naar de ogen van het beeld en het was net alsof ze dwars door me heen keek. Het gaf me de rillingen. Snel deed ik de deur weer dicht. "Goed, zullen we buiten maar beginnen?" Stelde ik voor. Juliette knikte. Terwijl we schoonmaakten zeiden we niet veel. Zo nu en dan kwamen er kampeerders langs met volleyballen of zwaarden. Ze leken allemaal erg veel lol te hebben. Ik was me constant bewust van Juliette's aanwezigheid. Een paar keer raakten onze handen elkaar als we tegelijk bij de emmer waren om onze spons weer in het sop te dompelen. Elke keer als dat gebeurde, werd ik knalrood en stamelde ik iets onverstaanbaars. Ik kon mezelf wel voor mijn kop slaan. Toen we de zuilen hadden gepoetst, de spinnenwebben hadden weggehaald en een dweil hadden gehaald over de marmeren veranda, waren we ongeveer een uur verder. "Zo. Nu hebben we wel een pauze verdiend." zei ik, terwijl ik me naast de deur van de cabin, tegen de muur op de grond liet zakken. Juliette knikte. Ook zij liet zich op de grond zakken, aan de andere kant van de deur. Er was wat haar uit haar paardenstaart gevallen toen ze de zuilen aan het schrobben was, en ik had heel erg de neiging om die haren uit haar gezicht te vegen. Ik graaide even in mijn zakken en haalde twee Snickers tevoorschijn. Juliette keek me een beetje verbaasd aan. "Hoe kom je daar nou aan?" zei ze enthousiast, terwijl ik een van de Snickers aan haar gaf. Het eten op Camp Halfblood was geweldig, maar toch nog wel wat te gezond naar mijn smaak. Het was eigenlijk onmogelijk om junkfood en frisdrank van buiten kamp naar binnen te smokkelen, maar als je in de Hermes cabin zat, was dit alleen maar een extra uitdaging. "Ik heb zo mijn bronnen." zei ik mysterieus. Juliette haalde het papier van de Snicker en nam een hapje. Ze had haar ogen dicht terwijl ze at, en ik keek de hele tijd haar kant op terwijl ik mijn eigen verpakking openmaakte. "Hmmm. Dat was echt lekker." zei Juliette tevreden, toen ze de Snicker op had. "Vergeet niet om je verpakking straks weg te gooien. Als je het hier laat liggen roep je de eeuwige toorn van Hera op jezelf af." zei ik met een grijns. Juliette giechelde even. Het was weer even stil, maar de stilte was al veel minder ongemakkelijk dan het eerder vanmiddag was geweest. "Hoe was het thuis, afgelopen schooljaar? Zijn er veel aanvallen geweest?" vroeg ik geïnteresseerd. Zelf had ik nooit zoveel moeite gehad met monsterlijke verstoringen van mijn dagelijks leven. Ik was al op kamp vanaf mijn tiende en van monsters had ik over het algemeen dus niet heel erg veel last gehad. "Hmmm. Het viel wel mee dit jaar. Een van mijn leraressen bleek een Empousa te zijn, en er was een klein probleem met een hellhound toen ik op een middag onder weg naar huis was, maar het is nog wel eens erger geweest. Ik hoefde dit jaar tenminste niet van school te wisselen." Juliette glimlachte even. "Jij bent hier het hele jaar geweest toch? Was het hier nog een beetje spannend?" "Hmm. Nou, zeker niet zo spannend als dat het in de zomer is. Ik bedoel, pokeren met Chiron en Mr. D. is op zich best oké, maar toch zijn de potjes Capture The Flag interessanter als je met meer dan tien personen bent." Juliette knikte begrijpend. Het was weer eventjes stil. "Ronan... Waarom blijf je hier eigenlijk in de winter? Waren de aanvallen zo erg?" zei Juliette. Ze leek te twijfelen of ze dit wel kon vragen. Ik verschoof even ongemakkelijk. Er waren niet veel mensen die wisten waarom ik hier elke winter weer bleef. Het was ook niet het leukste verhaal om te vertellen en mensen vroegen er over het algemeen ook niet echt naar. Ik beet even op mijn lip. "Ik ben eigenlijk opgegroeid in een soort weeshuis. Op mijn tiende was er daar een aanval en mijn vader heeft me toen naar Camp Halfblood gebracht. Ik heb nooit echt het nut ervan ingezien om terug te gaan, toen ik het kamp had gezien." zei ik. Er klonken niet veel gevoelens door in mijn stem. Juliette keek me meelevend aan. "Is je moeder..."  "Oh, nee. Ze is niet dood. Tenminste, dat denk ik. Ik weet het niet zeker. Ik heb haar nooit echt gekend. Ze hield van reizen, en dat was erg moeilijk met een kind dat de hele tijd aandacht nodig had, dus heeft ze me naar het tehuis gebracht." Juliette was stil. "Het spijt me." zei ze na een tijdje. Ik wist een grijns tevoorschijn te toveren op mijn gezicht. "Oh, er is niks om je schuldig over te voelen hoor. Ik ben er echt al lang overheen." Juliette leek niet overtuigd. Ik keek naar de emmer die tussen ons in stond. Ik stak mijn hand in het water en spatte water in Juliette's gezicht. "Zie je, ik heb totaal geen probleem." zei ik, nu met een echte grijns. Juliette keek even geschokt, maar toen lachte zij ook. Voordat ik het wist, was ook mijn gezicht nat geworden.

maandag 28 april 2014

Raiden

Ik hoorde Randy zachtjes klagen tegen de spleetoog op de achterbank. "Pfft. Chickies en shotgun... Het lijkt de D-man wel." "Doran?!" riep Jae Jung. "Is hij oké? En het meisje? Weet jij waar ze zijn? Wat is er eigenlijk gebeurd?!" "Dude, chill!" riep Randy. "Weet je hoe weinig ik geslapen heb? En als je denkt dat je, als je niet slaapt na een avond zuipen ook geen kater kan krijgen, nou, dat is dus pure bullshit." Ik schudde mijn hoofd in ergernis. "Weet je zeker dat het toegevoegde waarde had om dit heerschap mee te nemen?" vroeg ik op gedempte toon aan Mairin. Ze haalde haar schouders op. "Eh... Randy?" vroeg ze veel te vriendelijk voor iemand die haar nog geen tien minuten op meerdere manieren had beledigd. "Kun je ons misschien iets vertellen over Doran en Erin? Wat was de laatste keer dat je ze zag?" Randy zuchtte. "Gisteravond." zei hij ongeïnteresseerd. "Zeg, hebben jullie ergens bier?" Mairin trok een wenkbrauw op. "Ik dacht dat je zei dat je nog een kater had?" Randy zuchtte diep. "Waarom zijn wijven toch altijd zo verdomd bemoeizuchtig?" Ik strekte mijn been en zette mijn volle gewicht op het rempedaal. De auto kwam piepend tot stilstand. Achter ons werd kwaad getoeterd. "Eruit." zei ik kil, wijzend naar de autodeur. "Dude, serieus?" vroeg Randy vol ongeloof. Mairin legde haar hand op mijn bovenarm. "Raiden, hier hebben we geen tijd voor." zei ze zachtjes. Ik keek haar even aan en drukte toen met tegenzin het gaspedaal weer in. "Nog één zo'n opmerking, vriend, en ik schop je uit de auto en smeer je uit over het asfalt." "Ja, ja," zei Mairin sussend.  "Ik denk dat hij het wel begrepen heeft." Ze haalde haar hand weer weg. Ik haalde nijdig mijn neus op. "Ik kan prima voor mezelf opkomen hoor." zei ze daarna zachter, zodat alleen ik het kon horen. "Doe dat dan ook." siste ik geërgerd. Ik hield mijn blik gericht op de weg, maar zelfs zo kon ik merken dat ze glimlachte. "Hé, Randymeister," begon Jae Jung voorzichtig. "Wat is er eigenlijk met je gezicht gebeurd?" Randy snoof hoorbaar. "Doran is wat er met mijn gezicht is gebeurd!" riep Randy kwaad. "Wacht, wat?" riep ik naar achteren. "Jullie hebben mijn nichtje achtergelaten bij een gewelddadig figuur met anger management issues?" "Stel je voor..." zei Mairin op gedempte toon. In de achteruitkijkspiegel zag ik de spleetoog heftig zijn hoofd schudden. "Nee man, Doran is allesbehalve gewelddadig." Randy kuchte. "Dat dacht ik ook. Maar die hoer heeft hem veranderd, man." Ik kneep zo hard in mijn stuur dat mijn knokkels wit werden. Mairin kneep zachtjes in mijn arm. "Ik weet niet hoor..." zei Jae Jung vertwijfeld. Volgens mij wilde hij haar gewoon helpen en shit. Als hij je zo verbouwd heeft moet je het volgens mij toch aardig bont hebben gemaakt." Ik wierp een blik in mijn achteruitkijkspiegel. Doran had Randy in ieder geval wel bont gemaakt. Zijn gezicht zat onder de schrammen en zijn linkeroog was bijna dichtgeslagen. "Nee echt man, ik heb niks gedaan. Hij ging zomaar door het lint als één of andere psycho." Even was het stil. Mairin keek uit het voorraam naar de weg, maar haar blik stond gefocust en ik kon zien dat ze aandachtig luisterde. "Weet je zeker dat je helemaal niks gedaan hebt om hem een beetje kwaad te maken?" vroeg Jae Jung, duidelijk niet overtuigd. Randy ging verzitten. "Nouja, die chick van hem... We hebben misschien wat lol gemaakt..." "Lol gemaakt?" vroeg Mairin bezorgd. Ik begreep haar bezorgdheid voor de verandering eens. Iets wat Randy lollig vond was voor de rest van de wereld waarschijnlijk lang zo lollig niet. "Ehm, ze wilde het zelf hoor." beweerde Randy. "Kom op JJ, zeg niet dat je niet zag hoe ze naar me keek, met die puppy-oogjes en dat sekshaar. Ze smeekte erom." Er viel een korte stilte in de auto, en ik hoorde Mairin's ademhaling versnellen. Mijn vingers begonnen te verkrampen van mijn grip op het stuur en mijn handen jeukten. "Randy... Wat heb je gedaan?" vroeg Jae Jung nerveus. Randy zuchtte. "Relax, JJ, ik heb haar alleen maar een beetje gezoend." "Gezoend?" Jae Jung klonk geschokt. "Nouja..." zei Randy. "En misschien wat hand- en spandiensten."  Ik haalde diep adem. "Oké, ik weet genoeg." Ik gaf een harde ruk aan het stuur en reed een parkeerterrein op. "Dude, het is niet alsof ze het niet wilde?" riep Randy. "Die bitch speelde dan misschien hard-to-get, maar daar prik ik echt wel doorheen." Hij stootte Jae Jung aan en lachte. "Snap je 'm, JJ, prik ik wel doorheen?" Ik zette de auto op de handrem en keek naar Mairin. "Nog steeds geen tijd?" "Het hoeft niet lang te duren." zei Mairin met opeengeklemde kaken. Ik gooide het portier open en liep om de auto heen naar de achterdeur. "Oh my God, Randy, dat kind was like 13!" hoorde ik Jae Jung zeggen toen ik de achterdeur van de auto opentrok. Randy haalde zijn schouders op. "Oud genoeg om boobs te hebben is oud genoeg." meende hij. Jae Jung schudde ongelovig zijn hoofd. "Jij bent niet te geloven..." Randy leek, wonder boven wonder, nog steeds de situatie niet begrepen te hebben. "Dude, wie heeft jouw puppy vermoord?" vroeg hij met opgetrokken wenkbrauwen aan Jae Jung. Hij schrok toen hij mijn hand in zijn kraag voelde. Hij keek verbaasd op. "Ik kreeg een schok! Is die stoelbekleding synthetisch ofzo?" Ik gaf geen antwoord en trok Randy van de achterbank af en duwde hem tegen de auto aan. Mairin was inmiddels uitgestapt. "Luister, inferieur stuk ongedierte, niemand, maar dan ook niemand, komt met zijn smerige poten aan mijn nichtje, zonder haar toestemming." Randy stak defensief zijn handen omhoog. "Oké, oké, rustig maar! Dude, hoe kon ik nou weten dat ze jouw nichtje was?" Ik keek hem vol ongeloof aan en wierp een blik op Jae Jung, die nog steeds op de achterbank zat. "Is hij nou echt zo dom?" "Raiden..." mompelde Mairin zachtjes. Ze was achter me komen staan en legde haar hand op mijn opgeheven vuist. "Serieus?" vroeg ik verbaasd. "Begrijp je wat dit walgelijke onderkruipsel gedaan heeft?" Mairin knikte. Met een zucht liet ik mijn vuist zakken en zette een paar stappen bij Randy vandaan. Ik schopte tegen een steentje en er kwamen vonkjes van mijn voet af. "Pfff... Zijn vrouwen toch nog ergens goed voor." mompelde Randy. Ik draaide me met een ruk om en zag nog net hoe Mairin haar vuist met een verrassende kracht in het gezicht van Randy neer liet komen. Tot mijn genoegen hoorde ik iets kraken. Mairin wreef over haar knokkels en liep weer naar de voordeur van de auto. Even ving ik haar blik en keek haar vragend aan. "Ga je gang." zei ze zachtjes, ieder spoor van haar eerdere vriendelijkheid als sneeuw voor de zon verdwenen. Één klap was niet genoeg voor wat Randy gedaan had, besloot ik, dus liep ik terug naar de auto en hees het in elkaar gezakte hoopje Randy aan zijn kraag omhoog. Nadat ik ervoor gezorgd had dat hij voorlopig zijn armen niet meer op kon tillen om verder te liften, stapte ik weer naast Mairin in de auto. Ik legde mijn handen weer op het stuur en keek hoe Mairin mijn knokkels bestudeerde. "Doet het pijn?" vroeg ze. Ik grinnikte. "Niet zoveel als het hem heeft gedaan." Mairin schudde haar hoofd, maar kon een glimlach niet onderdrukken. Ik keek haar even aan. "Hé, Mairin." Mairin keek op. "Hm?" "Ik denk dat je zijn neus gebroken hebt." Mairin knikte een paar keer. "Mooi."

Mairin

"Het stipje beweegt weer." zei ik, terwijl ik ingespannen naar het computerscherm keek. Raiden schrok opeens wakker en ging rechtop achter het stuur zitten. Hij drukte meteen het gaspedaal in. Ik keek hem met een halve grijns aan. "Wat? Ik sliep niet." zei Raiden, terwijl hij nog even met zijn hand door zijn ogen wreef. Ik trok mijn wenkbrauwen op. "Ik was alleen aan het nadenken." "Oh, met je ogen dicht?" zei ik vermaakt. "Ja, dan kan ik me beter concentreren." "En snurkend?" Raiden keek me boos aan. "Ik snurk niet." Hij richtte zijn blik weer op de weg. "Hoe weet je dat nou? Je kunt jezelf toch niet horen als je slaapt?" "IK SLIEP NIET." "Wow, ben je met het verkeerde been uit je autostoel gestapt ofzo?" zei ik grijnzend. Ik schoof een beetje op de autostoel heen en weer om een comfortabelere positie te zoeken. Toen ik met mijn elleboog tegen de autodeur kwam kreeg ik opeens een schok. "Hé! Waar was dat nou weer voor nodig..." mompelde ik.  "Ik weet niet waar je het over hebt." zei Raiden, terwijl hij naar de weg bleef kijken. Opeens klonk er een gaap vanaf de achterbank. Ik draaide me half om in mijn stoel en zag dat Jae Jung rechter op ging zitten en door zijn ogen wreef. "Man, ik heb zin in een Big Mac." mompelde hij slaperig. Ik trok een vies gezicht. "Als ontbijt?" zei ik. Jae Jung keek me verward aan. "Een Whopper is ook goed?" Ik zuchtte diep. "Ugh jongens." Ik keek weer naar mijn computerscherm en zag dat het stipje in een normaal tempo zijn weg vervolgde. "Misschien halen we ze vandaag of morgen nog wel in!" zei ik optimistisch. "Niet als ik van jou niet harder dan 70 mph mag." mopperde Raiden. "Nou, met een boete schieten we ook niet op." zei ik, terwijl ik door het zij raampje naar buiten keek. Een paar honderd meter verderop werd een figuur langs de weg zichtbaar. Hij had gehavende kleren en hij had een stuk karton vast, waar met grote letters 'Ohio' opgeschreven stond. Toen we wat dichterbij gekomen waren, zag ik dat zijn gezicht ook helemaal bebloed was. "Wauw, wat ziet hij er toegetakeld uit zeg." zei ik met opgetrokken wenkbrauwen. Raiden wierp een blik op de gehavende lifter. "Haal het maar niet in je hoofd. Één verloren zwerfkatje per reddingsmissie is wel genoeg." "Dat was ik ook echt niet van plan hoor. Iedereen weet dat je nooit een lifter mee moet nemen, tenzij je graag gruwelijk verkracht en vermoord wilt worden op de parkeerplaats van een of ander guur wegrestaurant."  "Dude, dat is de Randynator!" schreeuwde Jae Jung opeens uit vanaf de achterbank. "De wát?" zei Raiden met een opgetrokken wenkbrauw. "Randy, dat is die jongen waarmee Doran en Erin weg zijn gegaan toch?" vroeg ik aan Jae Jung, Raiden negerend. Jae Jung knikte wild met zijn hoofd. "Zet de auto aan de kant van de weg!" zei ik, terwijl ik aan Raiden's arm schudde. "Ja ja." zei Raiden, hij reed de auto al in de richting van de vluchtstrook. Randy liep in de richting van de auto. Ik deed de deur open en stapte uit de auto. "Hè hè, ik sta hier nou al uren te wachten en ik zou letterlijk een moord doen voor een Big Mac." zei Randy, die inmiddels aan was gekomen bij de auto. Raiden keek over zijn schouder naar Jae Jung. "Vriend van jou zeker, Hong Kong?" "Ah, kom op. Nu probeer je het nieteens meer." zei Jae Jung verontwaardigd. Randy keek op toen hij de stem van Jae Jung hoorde. "Hey JJ! Homeboy! Ik dacht dat je dood was!" Zonder verder nog wat te zeggen duwde hij me een beetje aan de kant en ging zonder pardon op de bijrijdersstoel zitten. "Gaan we doen, vriend?" zei Raiden met opgetrokken wenkbrauwen. "Wat bedoel je?" zei Randy. Raiden gebaarde mijn kant op. "De dame zat daar." Randy trok zijn wenkbrauwen op. "Serieus? Shotgun is een mannenrecht." Ik rolde even met mijn ogen. "En wat doen jij dan op die stoel?" Ik zuchtte diep en deed de deur van de achterbank open. "Laat maar, ik ga wel hier zitten." zei ik. "Niks daarvan." zei Raiden scherp. "Dit is mijn auto-" Ik kuchte. "en ik bepaal wie er naast me zit. Dus wegwezen, tenzij je nog een blauw oog wilt om dat andere te matchen." Mopperend en zacht vloekend stapte Randy weer van de bijrijdersstoel en ging naast Jae Jung op de achterbank zitten. Ik stapte weer in naast Raiden.

zaterdag 8 maart 2014

Fae

Shit. Ze kwamen veel te snel terug. En aan Ronan's teleurgestelde puppie-blik te zien had hij geen vooruitgang geboekt. Juliette keek vrolijk neuriënd naar de sterren en had zoals gewoonlijk niks door. Ik slaakte een diepe zucht en stond op van mijn boomstam. Dit ging nergens naartoe. Ronan had een duwtje in de rug nodig. Ik liep een half rondje om het vuur totdat ik Chiron gevonden had. De centaur zat gemoedelijk te praten met Mr. D, terwijl hij een marshmallow roosterde. Mr. D trok een gezicht toen hij me aan zag komen en richtte zich op zijn fles wijn. Hij was tot de ingenieuze conclusie gekomen dat als hij de wijn rechtstreeks uit de fles dronk, het misschien niet in water zou veranderen. Tot nog toe was hij er alleen nog niet in geslaagd de fles open te krijgen. "Ah, hallo Fae." zei Chiron vriendelijk. "Heb je het naar je zin?" Ik liet me zakken op de boomstam naast Chiron en knikte enthousiast. "Het is heerlijk om terug te zijn!" Chiron glimlachte. "Ik ben ook blij dat jullie terug zijn. Het is hier 's winters altijd zo stil." "Dat kan ik me voorstellen." beaamde ik. Ik keek even naar het vuur en vroeg me af hoe ik dit het beste kon spelen. "Ronan en ik hebben vanmiddag meteen een rondje over het terrein gelopen. Om alles weer even goed in ons op te nemen." Chiron trok een wenkbrauw op. "Ronan is hier toch de hele winter gewoon geweest?" Ik knikte snel. "Ja, hij hield me ook vooral gezelschap. We hadden heel wat bij te praten. Hoe dan ook, we liepen langs de Hera-cabin... Ben je daar recentelijk nog geweest, Chiron?" Chiron haalde zijn schouders op. "Ik loop er regelmatig langs, maar besteed er meestal niet in het bijzonder aandacht aan... Hoezo?" Ik schraapte mijn keel. "Nou, we vonden het er wat verwaarloosd uitzien... Spinnenwebben aan de zuilen, mos in de voegen van de vloer, groene aanslag op de muren... Je weet wel." Chiron fronste en streek peinzend over zijn baard. "Is het zo erg?" "Nou, niet erger dan de andere cabins..." zei ik, "Maar dit is Hera, en je weet hoe ze is..." "Hmmm, inderdaad..." zei Chiron ernstig. "We willen Hera absoluut niet tegen ons in het harnas jagen. "Absoluut niet!" stemde ik in. "Weet je wat, Ronan en ik kunnen de cabin morgen wel een flinke sopbeurt geven." Chiron keek me verbaasd aan. "Echt, zou je dat willen doen?" Ik knikte nadrukkelijk. "Natuurlijk! Dat geeft ons nog meer tijd om bij te praten. Serieus, je hebt zelden betere gesprekken dan tijdens het schoonmaken. En Ronan is erg begaan met Hera. Ik weet ook niet zo goed waarom..." Chiron vernauwde zijn ogen en nam me achterdochtig op. "In al mijn jaren als kampleider heb ik nog niet vaak meegemaakt dat een kampeerder uit zichzelf aanbood een cabin schoon te maken. Wat zit hierachter?" "Niks!" riep ik verontwaardigd. "Maar ik weet dat Hera niet graag harpies in haar cabin heeft, en het lijkt me gewoon een leuke activiteit!" Chiron was niet overtuigd. "Dit gaat je geen voorkeurspositie opleveren bij competities en quests, als dat je doel is..." "Chiron!" Ik sloeg quasi-geschokt een hand tegen mijn borstkas. "Ik kan niet eens geloven dat je dat achter me zoekt! Wanneer heb ik je ooit de indruk gegeven dat ik zo manipulatief ben?" Chiron haalde diep adem. "Nee wacht," zei ik snel. "Dat hoef je niet te beantwoorden. Hoe dan ook. Ik hoef er niks voor terug. Ik bied slechts mijn diensten aan." Chiron trok een wenkbrauw op, maar knikte toen. "Ach, goed dan. Ik vertrouw erop dat je zelf wel weet wat je je op je hals haalt als je iets raars uithaalt in Hera's tempel." "Natuurlijk Chiron." zei ik. "Maak je geen zorgen."

dinsdag 4 maart 2014

Ronan

Haar soepele vingers gleden sierlijk over de snaren van de gitaar en haar lange, bruine haar golfde over haar schouders. Het oranjeachtige licht van het kampvuur bescheen haar gezicht en lieten haar gouden ogen sprankelen en er stond een vrolijke lach op haar gezicht. Het was duidelijk te zien dat ze compleet in haar element was bij het kampvuur. "Geniet je van het uitzicht?" zei Fae, terwijl ze hard met haar elleboog tegen mijn arm aankwam. Ik keek met een lichte irritatie op en zag hoe Fae me plagerig en met een grijns aankeek. "Oh, hou toch op." zei ik, terwijl ik terugstompte. Om ons heen klonken de vrolijke klanken van onze mede kampeerders die luid meezongen met Hydra's Identiteitscrisis. Fae grijnsde nog een keer voordat ze zelf ook luidkeels, en lichtelijk vals, mee begon te zingen. Ik besloot zelf ook maar eens mijn mond open te trekken en zong hard de woorden van het overbekende refrein mee. Juliette speelde erg enthousiast en sloeg hard op de snaren van haar gitaar. Een beetje te enthousiast, en met een luide twang knapte een van de snaren. Het werd meteen stil en er ging een teleurgestelde 'oooooh' door de groep Demigods. Juliette was ondertussen opgestaan. "Het maakt niet uit, ik heb nog genoeg snaren in de cabin liggen. Ik ben zo terug!" zei ze, nog steeds enthousiast. "Dit is je kans!" siste Fae en voordat ik doorhad wat eraan het gebeuren was, had ze me een duw in mijn rug gegeven en tuimelde ik naar voren. Om mijn evenwicht te kunnen bewaren en niet ontzettend hard op de grond terecht te komen, moest ik en paar stappen naar voren doen en stond ik ineens in het midden van de kring, dichtbij het kampvuur. Ik keek achterom en schoot een pissige blik naar Fae. "Ga met haar mee dan!" siste ze, zo hard dat de andere kinderen van Hermes haar precies konden verstaan. Ik keek nijdig naar mijn broers en zussen en siste een scheldwoord naar Fae, voor ik me weer omdraaide en zag dat Juliette me vragend aankeek. "Eehm.. Ik ehm.. Ga wel... Ik wil wel... Met je mee lopen?" Stamelde ik. No way dat dit niet ontzettend raar over kwam. Juliette haalde haar schouders op. "Oké, gezellig." zei ze met haar onweerstaanbaar mooie glimlach. Tot mijn afschuw begon de hele Aphrodite cabin in koor te fluiten en "Oeeeeeeeh" te roepen. Gelukkig leek Juliette het niet door te hebben, of er tenminste geen aandacht aan te besteden. Samen liepen we richting de Apollo Cabin. Opeens was ik alle gespreksopeners vergeten die ik ooit geweten had en het was dan ook een tijdje een beetje ongemakkelijk stil. Kom op Ronan, je kunt toch wel iets verzinnen om over te praten? "Dus eehm... Waar heb je gitaar leren spelen?" gooide ik er uiteindelijk met moeite uit. "Oh, ik heb het eigenlijk mezelf aangeleerd. Het helpt natuurlijk ook mee dat ik een dochter van Apollo ben." zei Juliette met een lachje. Ik kon mezelf wel slaan. Natuurlijk. Ze is een dochter van Apollo. Die kunnen alles bespelen waar geluid uit komt zonder daar ook maar moeite voor te hoeven doen. "Oh... Schrijf je dan ook gedichten enzo?" zei ik. Ik hoopte echt dat uiteindelijk een lopend gesprek op gang zou komen. "Af en toe." antwoordde ze. Oké, op deze manier kwamen we nergens. We waren ondertussen ook al bij de cabin aangekomen. Ik wachtte netjes buiten terwijl ze naar binnen liep om de snaren te halen. Ik leunde tegen het hek om de veranda en keek naar het kampvuur dat vanaf hier nog steeds goed te zien was. Fae had wel gelijk gehad, dit was mijn kans. Er was niet vaak een mogelijkheid om alleen te zijn met Juliette en als ik echt een keer iets met haar af wilde spreken, dan was nu mijn kans om het te vragen. Ik schraapte mijn keel. "Hé Juliette, lijkt het je wat om een keer met mij marshmallows te roosteren? Nee dat klinkt echt stom." Ik zuchtte. "Yo Jules, zin om een keer te chillen bij het meer?" Ik sloeg mijn hand tegen mijn hoofd. Kon ik nou echt niet iets verzinnen wat beter zou klinken dan een Cyclops die probeerde een bosnimf mee uit te vragen? "Of zou je misschien mee willen naar-" "Zei je iets?" Ik draaide me met een ruk om en zag hoe Juliette de deur van de cabin weer dicht deed. "Niks. Helemaal niks." zei ik, terwijl ik het bloed naar mijn hoofd voelde stromen. "Oké, zullen we dan terug gaan naar het kampvuur?" zei ze. Ik knikte en besefte dat ik mijn kans had gemist.

maandag 3 maart 2014

Doran

Het parkeerterrein bij het wegrestaurant was uitgestorven, dus ik had absoluut niet verwacht dat het zo idioot druk zou zijn. Ik wist niet waarom, maar ik bleef me maar zorgen maken om Erin. Nerveus vroeg ik me af of een station wagon met centrale vergrendeling haar echt kon beschermen tegen leeuwen en chimera's. Het leek wel een eeuwigheid te duren tot mijn eten klaar was, en het wachten maakte me onrustig. "327." riep een verveelde stem door de ruimte. Ik schrok op uit mijn overpeinzingen en keek naar het verkreukelde stukje papier in mijn hand. "Ja!" flapte ik eruit, en achter de kassa keek een mollige mevrouw me met opgetrokken wenkbrauwen aan. Ze hield een wit nondescript plastic tasje omhoog. "Zozo, jij hebt honger." grinnikte ze. "Ehm... Ja." zei ik ietwat gegeneerd. "Nou, smakelijk dan hè, knul. Een jongen in de groei zoals jij moet goed eten." Ze gaf me een vette knipoog toen ik het tasje aanpakte. "Ja. Dankje." mompelde ik wat ongemakkelijk terwijl ik al half struikelend het restaurant uit liep. Zodra ik buiten stond zag ik tot mijn opluchting dat de auto er nog precies zo stond als ik hem had achtergelaten. Ietwat gerustgesteld begon ik richting de auto te lopen. Ik was halverwege toen ik Erin hoorde gillen. Even stond ik als aan de grond genageld. Waar kwam dat geluid vandaan? Was het echt Erin, of verbeelde ik het me. Ik zette aarzelend nog een paar stappen in de richting van de auto toen ik Randy's hand tegen het beslagen raam aan zag. Het raam waardoor Erin me een klein kwartier geleden nog had nagekeken. Een koude rilling liep over mijn rug en de zak met Thaise take-out viel ritselend op de grond. "Erin!" Half struikelend over mijn eigen benen rende ik om de auto heen. Ondertussen graaide ik in mijn broekzak naar mijn autosleutel. Met een piepje gingen de deuren van het slot. De lichten knipperden even, als een alarm. Ik rukte het portier open en een golf van misselijkheid spoelde over me heen. Randy zat over Erin heen gebogen en zoende haar in haar hals. Zijn vingers trokken ongeduldig aan de dunne koordjes die mijn veel te grote joggingbroek op Erin's heupen hielden. Haar bloesje lag verkreukeld om haar schouders heen en ze had haar ogen stijf dichtgeknepen. Ze protesteerde zwakjes, maar Randy leek haar niet te horen. Een withete waas van woede gleed over mijn gezichtsveld. Mijn vingers sloten zich om de boord van Randy's T-shirt en trokken hem achteruit. Randy kletterde onhandig achterover en de klap leek hem iets op te nuchteren. Even keek hij verwilderd om zich heen, toen keek hij verwilderd naar mij. "Dude! What the fuck Doran?!" riep hij verward. Hij krabbelde overeind en probeerde weer in de auto te klimmen, maar ik was hem voor en duwde hem bij de auto vandaan. Randy wankelde achteruit, maar wist zichzelf met moeite staande te houden. Ik zag hem over mijn schouder naar Erin kijken en voordat ik het doorhad landde mijn vuist in zijn gezicht. Een scherpe pijn trok door mijn vuist en Randy verloor zijn evenwicht. Hij viel achterover en keek me vol ongeloof aan. Een straaltje bloed liep van zijn neus over zijn lippen. Dezelfde lippen die Erin hadden aangeraakt. Ik voelde mijn woede terugkomen en stortte me bovenop hem. Mijn vuisten vonden zijn gezicht opnieuw, maar Randy had inmiddels door wat er gebeurde en beschermde zijn gezicht met zijn walgelijke, smerige handen. "Doe eens normaal man!" kreunde hij. "Waar de fuck heb jij ineens last van?" Een seconde lang was staarde ik hem vol ongeloof aan. Te lang. Randy's elleboog kwam met een klap tegen mijn kaak aan en ik voelde me duizelig worden. Toen de wereld weer scherp was stond Randy overeind. Ik krabbelde ook overeind en wilde hem weer aanvliegen, maar Randy hield defensief zijn handen vooruit. "Oké, rustig maar, het spijt me, oké? Ik wist niet dat je zo op die crackhoer gesteld was!" Op dat moment verloor ik alles wat er nog restte van mijn zelfbeheersing en greep ik Randy bij zijn middel. Samen vielen we op de grond en ik sloeg hem overal waar mijn vuisten hem konden raken. Iedere steek van pijn in mijn vuisten was een schrale troost. Dit keer echter vocht Randy terug. En dronken als hij was, sterk was hij wel. Ik was me vaag bewust van een doffe pijn in mijn schouder, en hier en daar voelde ik vegen warm bloed op mijn gezicht. Of het van mij of van Randy was, wist ik niet, maar dat kon me ook niet schelen. Opeens voelde ik Randy's knie in mijn maag en werd de lucht uit mijn longen geperst. Ik knapte dubbel en even werd alles zwart voor mijn ogen. Moeizaam rolde ik van Randy af en probeerde op adem te komen. Randy was er niet veel beter aan toe. Zijn kin zat onder het bloed en zijn linkeroog was gezwollen. Met moeite wist ik half overeind te komen. Randy keek me schuchter aan. "Flikker op." mompelde ik ademloos. Randy keek me niet-begrijpend aan. "Wat bedoel je?" Ik beet op mijn lip en probeerde mijn ademhaling te kalmeren. "Ik bedoel dat ik je niet meer wil zien. Donder op." Randy staarde me ongelovig aan. "Maar, D-man, je bent mijn vervoer." "HEB JE ME VERDOMME NIET GEHOORD?!" schreeuwde ik woedend. "Ik wil dat je weggaat!" "Maar we zijn in fucking Georgia! Waar moet ik in Godsnaam heen?" "Dat kan me echt geen fuck schelen, maar als ik je nog één keer in de buurt van Erin zie, dan zweer ik je..." "Ik heb helemaal geen geld?" riep Randy verontwaardigd. "Waar de fuck moet ik slapen? Wat de fuck moet ik eten? Ik kan wel fucking doodgaan, wil je dat op je geweten hebben?" Ik haalde diep adem. "Randy, als je nu weggaat, schat ik je overlevingskansen hoger in dan als je hier blijft." zei ik, ineens verbazingwekkend kalm. "Ik meen het, je wilt hier nu niet zijn." Randy duwde zich vloekend overeind, maar leek nog niet overtuigd. "Doran, jij bent de meest vredelievende dude die ik ken. Je zou me echt geen kwaad doen." "In de afgelopen achtenveertig uur ben ik aangevallen door een vuurspuwende chihuahua, heb ik mijn beste vriend verloren, en heb jij met je walgelijke poten..." Ik kon de zin niet eens afmaken. "Weet je zeker dat je mijn eindeloze geduld nu op de proef wilt stellen?" Randy leek even te twijfelen, maar draaide zich toen om en begon, luidkeels vloekend, in de richting van de weg te lopen.
Terwijl ik hem nakeek voelde ik mijn woede langzaam wegebben. Ik haalde nog één keer diep adem en liep toen met tegenzin terug naar de auto. Randy pijn doen luchtte op, maar het veranderde niks aan de waarheid. Dit was mijn verantwoordelijkheid. Erin zat nog steeds op de achterbank, haar knieën opgetrokken, en mijn bloesje krampachtig om zich heen geslagen. Haar ogen stonden wijd en geschokt en tranen stroomden nog steeds vrij over haar wangen. Aarzelend ging ik zitten aan de andere kant van de bank, zover mogelijk van haar vandaan, mijn ene been nog buiten de auto. Er ging een lichte schok door Erin's lichaam heen. Ik slikte moeizaam. Even wilde ik weer opstaan en weglopen, maar ik kon Erin niet alleen laten, niet weer. Ik liet mijn hoofd in mijn handen rusten en zocht koortsachtig naar de juiste woorden. Er was niks wat ik kon zeggen om deze situatie oké te maken. "Erin," mompelde ik schor toen ik mijn stem had hervonden. "Dit is mijn schuld... Dit was mijn verantwoordelijkheid..." Erin zei niks om dit te ontkennen. Ze bleef voor zich uitstaren en wiegde heel lichtjes heen en weer. "Ik had je nooit met hem alleen moeten laten..." Mijn stem brak. "Ik had moeten weten dat hij..." Mijn ogen begonnen te prikken "Ik had moeten weten... Ik heb verdomme zelfs de deur op slot gedaan!" Warme tranen stroomden over mijn gezicht en drupten op mijn spijkerbroek. "Ik wilde je zo graag beschermen tegen de monsters die achter ons aanzaten en al die tijd... Al die tijd had ik verdomme geen idee dat het echte monster hier bij je in mijn auto zat. En ik heb je met hem opgesloten... Het is allemaal mijn schuld." Ik wierp voorzichtig een blik op Erin. Ze had haar ogen dichtgeknepen, net als toen ik haar vond, net als toen Randy...Ik veegde nijdig langs mijn oog met de rug van mijn hand. "Het spijt me zo Erin," snikte ik. "Het spijt me."

Erin

"Weet je zeker dat je niet liever meegaat?" Doran keek achterom over de stoel naar de achterbank waar ik na een paar uurtjes rijden was gaan liggen om een beetje rust te krijgen. Hij wierp even een nerveuze blik op Randy die in de bijrijdersstoel lag te slapen. "Ja hoor, ga nou maar gewoon eten halen. Ik vind het wel fijn om even alleen te zijn en even na te kunnen denken." Doran leek nog niet helemaal overtuigd. "Bovendien, als er iets mis gaat is Randy er altijd nog om me te beschermen." Doran fronste zijn wenkbrauwen. "Dat vind ik nou niet bepaald geruststellend." "Ga nou maar gewoon, met mij komt het allemaal wel goed." Ik glimlachte nog even om hem gerust te stellen. Doran zuchtte. "Goed dan, maar dan doe ik wel de deuren op slot." Ik knikte. Dat klonk niet als een verkeerd idee. "Goed dan. Ik ben binnen tien minuten terug." "Tot zometeen." Ik zwaaide nog even terwijl ik de deuren van de auto hoorde vergrendelen en ik voelde me meteen een stuk veiliger met de gesloten deuren. Ik keek Doran nog even na toen hij over het verlaten parkeerterrein richting het wegrestaurant liep. Ik haalde nog een keer diep adem en ik ging weer op de achterbank liggen. "Kom op Erin, hier in de auto ben je veilig. Hier kunnen er geen monsters bij je komen." mompelde ik. Ik keek naar het plafond van de auto. Waar moesten we nou ooit naar toe? Doran kon wel terug naar zijn huis in Ohio, naar zijn ouders, maar ik had nergens meer om naartoe te gaan. En misschien zouden de monsters me wel de rest van mijn leven blijven achtervolgen. Misschien zou ik wel nooit meer veilig zijn. "Hé blondje, pass me eens een biertje." Ik schrok op uit mijn gedachten en zag dat Randy me met uitgestoken hand zat aan te kijken. Hij praatte met dubbele tong en zag er redelijk dronken uit. "Eehm..." mompelde ik. Ik ging overeind zitten zodat ik recht in de achterbank zat. "Heb je misschien niet al genoeg bier gehad? Doran is eten halen, dus misschien-" "Ik doe het zelf wel." zuchtte Randy. Hij klom tussen de voorstoelen van de auto door tot hij met zijn knieën op de achterbank zat. Hij dook over de leuning heen en begon in de achterbak te grabbelen. Uiteindelijk kwam hij met een bierblikje weer tevoorschijn. Hij ging naast me zitten en trok met een sissend geluid het blikje open. "Zo, proost, blondje." zei hij, terwijl hij een grote slok nam. Opeens, voordat ik doorhad wat er gebeurde, had hij zijn arm om me heen geslagen. "Eindelijk alleen." Zijn adem stonk naar bier en ik probeerde zo ver mogelijk van hem af te leunen. Hij leunde nog verder naar me toe en ineens realiseerde ik me dat hij van plan was me te zoenen. Ik draaide mijn hoofd weg en voelde zijn warme adem in mijn nek. "Randy... Nee... Stop!" zei ik terwijl ik hem van me af probeerde te duwen. Maar Randy was nog verbazingwekkend sterk voor iemand die zoveel gedronken had. Mijn hand greep naar het portier van de auto en ik probeerde de deur open te maken. Toen herinnerde ik me ineens met een schok dat Doran de deur op slot had gedaan. Ik zat nu met mijn rug tegen de deur aan, omdat ik zo ver mogelijk van Randy vandaan wilde blijven. Hij maakte hier gebruik van door zijn linkerbeen over me heen te zetten. Ik voelde zijn gewicht over mijn benen verplaatsen en wist dat ik geen kant meer op kon. Ondertussen was Randy begonnen de knoopjes van mijn geleende bloesje open te maken en ik besefte waar dit heen zou gaan. Ik probeerde hem weg te duwen maar het ging niet en een kreet van angst ontsnapte mijn keel. Zijn ijskoude vingers onder mijn bloesje graaiden gulzig naar de rand van mijn beha. Ik kneep mijn ogen dicht en voelde warme tranen over mijn wangen lopen.

Raiden

Naast het parkbankje waarop de slungelige Aziaat was gaan zitten wachten totdat zijn leven spontaan zou verbeteren stond een smal ielig boompje. Het was een prima boompje om mijn frustratie op af te reageren terwijl Mairin een poging deed al het onrecht in de wereld recht te zetten. "En ik weet niet eens of Randy en Doran nog leven." jammerde de spleetoog. "We waren net begonnen aan onze road trip, oké? We hadden een geweldige vakantie voor de boeg." Vanuit mijn ooghoek zag ik hoe Mairin de jongen meelevend over zijn schouder aaide. Het ielige boompje kreeg een harde schop. "En ik weet ook gewoon niet waar ik heen moet." ging de Aziaat verder, met een stem alsof hij ieder moment in tranen uit kon barsten. Mijn ouders zitten in Ohio, en ik heb nooit genoeg geld voor de busreis daarheen, en mijn moeder wilde me eigenlijk al helemaal niet op deze roadtrip laten gaan." Hij nam een korte pauze om luidruchtig zijn neus op te halen. Mairin trok een pakje tissues uit haar broekzak en bood hem er één aan. (Serieus, ik zie dat kind ervoor aan om altijd tissues bij zich te hebben, puur voor het geval ze een huilend persoon tegenkomt.) "Ze gelooft niet dat ik goed voor mezelf kan zorgen." snikt de Aziaat. "Misschien heeft ze ook wel een punt maar Doran vertrouwde ze wel. Alle moeders zijn gek op hem, ik weet niet wat het is." Het boompje voor mijn voeten kreeg een goede hoge trap. "Ben je bijna klaar?" vroeg ik aan Mairin. Mairin keek me streng aan en deed een "sssh"-gebaar met haar hand. Ik slaakte een diepe zucht en schopte wat zand tegen het boompje aan. "Nu laat ze me dus nooit meer met vrienden op vakantie gaan." jammerde de spleetoog. "Dat zal vast wel meevallen." zei Mairin geduldig. "Ze snapt heus wel dat jij er ook niks aan kon doen." De takken van het jonge boompje braken verbazingwekkend makkelijk af in mijn vingers. "Ik weet gewoon niet meer wat ik moet doen." zei de jongen. "Ik wil het liefst gewoon naar huis, maar ik ben blut en verdwaald, en tot overmaat van ramp heb ik ook nog eens mijn mobiel in Doran's auto laten liggen." Ik liet het boompje even met rust en draaide me met een ruk om. Mairin keek me veelbetekenend aan. "Zeg Jae Jung," zei ze afschuwelijk vriendelijk, "Heeft jouw telefoon toevallig een GPS-functie?" De spleetooog keek op, en even leek er weer iets van een glimlach op zijn gezicht door te breken. "Dude, denk je dat ik Super Mario Battle Brothers 2 kan spelen op een prehistorisch mobieltje zonder GPS?" Mairin keek me weer aan en trok triomfantelijk een wenkbrauw op. Het boompje kreeg een laatste genadeklap, en de stam knakte finaal doormidden. Ik liep naar het bankje toe en greep de Aziaat bij zijn kraag. "Oké Jing Jing, meekomen jij." de spleetoog liep gehoorzaam mee naar de auto, waar hij gewillig op de achterbank kroop. Mairin stapte weer in en keek me zelfvoldaan aan terwijl ze haar minilaptop uit haar tas sjorde. "Wat?" vroeg ik geïrriteerd. Mairin haalde haar schouders op. "Niks." zei ze in haar meest tenenkrommend onschuldige stemmetje. "Je had gelijk." mompelde ik tussen neus en lippen door. "Wat?" vroeg Mairin overdreven vrolijk. Ik startte de auto en hield mijn blik op de weg gericht. "Je hoorde me wel."

Mairin

Ik keek vanuit mijn ooghoeken achterom. "Raiden... We gaan toch niet echt een auto jatten? Dat lijkt me nou echt geen goed idee." We stonden bij een parkeerplaats een eindje van het hotel af. Het was er helemaal verlaten, door de chaos die zich een paar straten verderop afspeelde. Raiden stond voorovergebogen bij het raampje van de zilverkleurige Ford Fiesta en was druk bezig met een of ander langwerpig ding waarvan ik geen flauw idee had hoe het heette. Kennelijk kon je zo deuren van auto's open breken. "Mairin, als je dat meisje nog wil bereiken terwijl ze nog leeft..." Ik zuchtte diep. "Oké oké. Misschien heb je gelijk. Maar als we haar gevonden hebben brengen we hem wel terug!" "Sure." zei Raiden. Meteen daarna volgde een klikje en hoorde ik het geluid van een opengaande deur. "Zo. Klaar voor vertrek." zei Raiden terwijl hij al in de bestuurdersstoel ging zitten. Ik liep om en stapte in. Ondertussen had Raiden twee draadjes tevoorschijn getoverd. "Zeg, kijk eens of er een schaar in het dashboardkastje ligt." "Dude, we gaan toch niet..." "Jawel." Ik sloot mijn ogen voor twee seconden voor ik toch het dashboardkastje opentrok. Heel erg toevallig lag daar inderdaad een schaar. Raiden had zijn hand al opgestoken en met een zucht legde ik de schaar in zijn hand. Hij knipte de draadjes door en begon er wat mee te prutsen. Er gebeurde niet zoveel, maar Raiden was wel heel geconcentreerd bezig. "Lukt het?" zei ik, toen er na een paar minuten nog steeds niks gebeurd was. Raiden draaide zich om en keek me opeens zeer onaardig aan. Als blikken konden elektrocuteren dan was ik nu behoorlijk geroosterd geweest. Vanuit mijn ooghoek zag ik iets flikkeren onder het stuur en zag ik dat de draadjes door elektrische stroompjes naar elkaar toe werden getrokken. Niet veel later begon de motor van de auto veelbelovend te brommen. "Goed werk." zei ik met een glimlach. Ik kreeg geen glimlach terug, maar dat had ik ook niet zo verwacht. "Hmhm." mompelde Raiden terwijl hij de auto achteruit reed en de parkeerplaats afreed. "Zeg ehm... Waar gaan we eigenlijk heen?" vroeg ik terwijl ik peinzend uit het raampje keek. "De spleetoog zei dat ze Atlanta uitgingen. Dus we gaan naar het noorden." zei Raiden met zijn blik op de weg. "Ja maar ehm... Hoe gaan we ze dan vinden? Er zijn namelijk meerdere wegen naar het noorden." Raiden wierp me even een geïrriteerde blik. "We volgen gewoon het spoor van dood en destructie en Freddy stuurt ons een Iris boodschap als hij meer weet." "Right..." zei ik langzaam. Ik was er niet van overtuigd dat dit de beste manier was om Erin te vinden, maar we hadden niet echt een andere optie. We reden nog een paar minuten doelloos door Atlanta. "Stop stop stop stop stop!" riep ik opeens. Zonder enige waarschuwing stond Raiden bovenop de rem. Ik vloog naar voren en werd tegengehouden door de gordel. Achter ons klonk het geluid van piepende banden en er werd boos getoeterd. "Wat?" zei Raiden. Ik wees naar het parkbankje aan de rand van de weg. "Is dat niet die jongen van bij het hotel?" Raiden zuchtte. Hij bestudeerde de slungelige Aziaat op het bankje. "Ja, zonder twijfel." Hij zette zijn voet weer op het gaspedaal en was van plan weer verder te rijden. "Nee, wacht nou even! Hij ziet er zo beteuterd uit. We kunnen hem toch niet zo laten zitten? Hij heeft waarschijnlijk last van posttraumatische stress." Raiden keek nog eens naar het bankje. "Tragisch." Weer maakte hij aanstalten om verder te rijden. "Raiden, toe nou. We kunnen toch wel even met hem praten? Vijf minuutjes?" Raiden zuchtte ontzettend diep en reed zonder verder nog iets te zeggen naar een parkeerplaats.