donderdag 21 februari 2013

Erin

Mijn voeten deden pijn en de zon scheen gemeen en heet in mijn nek. Mijn rokje was gescheurd en er zaten gaten in mijn legging. De wond op mijn knie die ik eerder nog niet had opgemerkt, begon nu toch te steken. Ik moest mijn best doen om te blijven lopen, maar lopen was nog altijd beter dan stilstaan. Als ik stilstond had ik tijd om na te denken. Dan moest ik wel nadenken. Zolang ik me concentreerde op het bewegen van mijn benen kon ik de gedachten wegdrukken. Mijn voet bleef hangen achter een stoeptegel en ik viel bijna. Ik kon mezelf nog net overeind houden. Mijn hoofd deed pijn en mijn mond was droog. Ik had al heel lang niets gedronken. De geur van de uitlaatgassen maakten me misselijk. Papa... Ik wilde niet weten wat de leeuw met hem had gedaan. De vraag hoe de leeuw zelfs maar in het wild in de buurt van Atlanta rond liep of  hoe de leeuw zo groot had kunnen zijn doemde niet eens meer in mijn hoofd op. Een deel van me wilde omdraaien en teruglopen. De stad uit. Naar de weg waar het was gebeurd, maar ik durfde niet. Ik wilde het onvermijdelijke niet zijn. Hij kon het niet overleefd hebben.. Ik was helemaal alleen. Het enige wat ik kon doen was doorlopen. Ik had geen flauw idee hoe laat het was, maar het was ontzettend warm. Ik moest zorgen dat ik iets te drinken kreeg. Ik kneep mijn ogen even dicht om mijn aandacht bij het lopen te houden en zag weer voor me hoe de leeuw in een vloeiende beweging op onze oude pick-up truck sprong. Hij duwde me uit de auto en ik viel op de grond. Hij was ondertussen ook de auto uitgesprongen en hielp me overeind. "Erin, ga!  Ren!" Papa's stem galmde door mijn hoofd. Ik kon mijn voeten niet in beweging brengen. Hij had een stok gepakt en probeerde de leeuw daarmee op afstand te houden. Met zijn andere hand duwde hij me naar achteren. "Ga!" Hij keek me doordringend aan en ik schuifelde naar achteren. De leeuw maakte opeens een sprong en ik schrok. Ik draaide me vlug om en rende zo snel als ik kon weg, richting de hoge, lichtgevende wolkenkrabbers van Atlanta. Ik durfde niet om te kijken en toen ik eindelijk de moed had gevonden om dat wel te doen, was het al te donker om iets te kunnen zien. Ik kon alleen maar doorlopen, want ik durfde niet terug. Hoe bang ik ook geweest was in die nacht, ik zou nu veel geven voor een stukje schaduw. Het bewegen van mijn voeten werkte bijna geruststellend. Zolang ik dat kon blijven doen ging het goed. Ik moest blijven lopen. Zo ver mogelijk weg. Weg van de herinneringen en de gedachten. Opeens verdween het geruststellende regelmatige geschok van mijn voeten die de stenen op de grond raakten. Mijn lichaam bewoog voorover, en het grijze steen kwam steeds dichterbij totdat er een felle pijn door mijn elleboog schoot. Met moeite keek ik om me heen. Ik was op een parkeerplaats. Er waren nauwelijks mensen en de mensen die er waren liepen met een boog om me heen. Ik probeerde op te staan, maar de kracht in mijn benen leek weggeglipt te zijn toen ik de grond raakte. Nu ik geen afleiding meer had van het voortdurende gestap van mijn voeten, voelde ik de leegte pas echt binnendringen in mijn hoofd, tegelijk met de paniek. Ik wist niet waar ik was. Ik had geen huis meer. Ik kon nergens naartoe. Ik was helemaal alleen. Mijn vader was... Ik was hem kwijt. Voor altijd. Ik trok mijn benen naar me toe en sloeg mijn armen eromheen. Ik maakte me zo klein mogelijk en drukte mijn gezicht in mijn knieën. Ik kon de tranen nu echt niet meer buiten houden en ik begon onbedwingbaar te schokken. Ik wist echt niet meer wat ik moest doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten