vrijdag 22 februari 2013
Mairin
Zo'n beetje iedereen was nu gearriveerd op Camp Halfblood en iedereen was bezig de goede bedden te veroveren. Natuurlijk was dat voor mij nooit een probleem. Ik was de enige die in Cabin Three sliep tegenwoordig. Mijn halfbroer Percy was een paar jaar geleden vertrokken van kamp. Hij kwam soms nog wel eens terug, zo'n twee keer per jaar, en dan deelde ik de cabin met hem. Maar meestal was ik gewoon alleen. Ik zat op de rand van de fontein die in de hut stond. De grote scheur die Percy erin had gemaakt toen hij hier nog kampeerde, was kortgeleden gerepareerd, zodat ik deze winter met mijn moeder kon communiceren door middel van een Iris boodschap. Mijn vingers bewogen voorzichtig in het koele, zoute water. Zo. Het was bijna tijd om te gaan eten. Misschien moest ik maar eens richting het diner paviljoen gaan. Ik trok mijn hand voorzichtig uit het water en liep vrolijk naar de deur. Toen ik buitenkwam, waren veel kampeerder al onderweg. Waarschijnlijk konden ze de barbeque van de nymphen al ruiken. Ik werd ingehaald door een stel giechelende Aphrodite meisjes die ik me niet kon herinneren van vorig jaar. Ik had sowieso redelijk wat nieuwe gezichten gezien dit jaar. Maar ja, naar mijn mening was Camp Halfblood een van die plekken waar 'hoe meer zielen, hoe meer vreugd' goed op toepasbaar was. De tafel van Hermes was alweer goed gevuld. Ik zwaaide even naar Ronan en Fae die zo te zien nog flink aan het bijpraten waren en ging toen aan mijn tafel zitten. Net zoals bij mijn cabin, was dit ook een gedeelte van het kamp dat ik alleen moest doorstaan. Soms vond ik dat vervelend. Eigenlijk vond ik het meestal vervelend. Maar er was een regel dat je niet bij een tafel van een andere god of godin dan je eigen ouder mocht zitten en deze regel werd streng nageleefd. Ik keek even vanuit mijn ooghoek naar een tafel ietsje verderop die nog helemaal niet bezet was. Normaal gesproken was die ook niet vol, maar zat er tenminste nog één persoon. Raiden was echter nergens te bekennen. Ik draaide een beetje ongeduldig aan het armbandje dat om mijn pols hing. De witte schelpen waren vroeger redelijk ruw geweest, maar ik zat er zo vaak mee te prutsen, dat ze nu steeds gladder werden. Mijn maag knorde zachtjes. Nog even en we zouden kunnen gaan eten. Nu kwam Raiden ook aangelopen. Hij zag eruit alsof hij de hele dag aan het trainen was geweest in de arena. Dit was waarschijnlijk ook het geval. Maar Raiden was niet de enige die het paviljoen op kwam. Achter hem verscheen nu ook een gestalte. Alleen had deze wat meer haast. Zijn geitenpootjes bewogen snel en vertrapten alle grassprietjes die ze tegenkwamen met geweld. Ik keen nieuwsgierig zijn kant op. Als ik me niet vergiste, heette deze satyr Bob. Bob was een van de satyrs die buiten Camp Halfblood werkte en die de demigods die nog niet wisten dat ze een demigod waren in de gaten hield. Er was vast iets spannends gebeurd, aan zijn gehaaste en geschokte gezicht te zien. Hij haalde Raiden in en bijna tegelijk kwamen ze bij het paviljoen aan. Satyr Bob viel op de grond op het moment dat zijn hoeven de stenen raakten. Chiron was al opgestaan en ging in een drafje naar hem toe. Alle demigods waren ondertussen stil geworden, zelfs de Aphrodite tafel, die hiervoor nog vrolijk aan het roddelen waren geweest en iedereen keek ingespannen naar Bob. "Demi... Demigod..." hijgde hij. Meer kon hij niet uitbrengen. Hij was net weer een beetje overeind gekomen. "Geef hem iets te drinken." zei Chiron vlug tegen een van de Hephaestes kinderen die toevallig in de buurt was. Deze kwam aanzetten met een glas water, die Bob vlug en gulzig opdronk. Hij werd overeind geholpen door Chiron. Hij liet hem een tijdje op adem komen en nog wat drinken. "Wat is er gebeurd?" vroeg hij toen. Zijn stem klonk serieus. "Demigod in Atlanta, aangevallen door een Nemeïsche leeuw. Het was gisteravond." Bob hijgde nog steeds een beetje. "Ik ben zo snel gekomen als ik kon. Ik raakte haar kwijt in alle hectiek. Haar vader is er slecht aan toe en ligt in het Emory University Hospital. Waarschijnlijk loopt ze nu alleen rond in Atlanta." Bob zag eruit alsof hij erg was geschrokken door de aanval van de leeuw. Een verdwaalde en gedesoriënteerde demigod was nooit een goed iets. Ze liepen veel gevaar en moesten zo snel mogelijk gevonden worden en daarna naar Camp Halfblood worden gebracht. Meestal betekende dat een missie voor de kampeerders. Het was niet zozeer een quest. Er kwam geen Orakel aan te pas, maar een reddingsmissie was bijna net zo belangrijk. Er waren twee kampeerders die vaak dit soort klusjes op moesten knappen. Ik keek naar Raiden, die nog in de buurt van Bob en Chiron stond. Hij keek precies op dat moment ook naar mij.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten