vrijdag 30 augustus 2013
Doran
Ik was letterlijk sprakeloos. Wat zeg je tegen een meisje die je vertelt dat ze op één dag niet één maar twee keer is aangevallen door monsters die alleen voorkomen in Griekse mythologie en goedkope fantasyromans? Als ik niet net met mijn eigen ogen de Chimera had gezien zou ik haar niet eens hebben geloofd. Ik zou denken dat de gebeurtenissen van de afgelopen 48 uur haar hadden getraumatiseerd, dat ze in de war. Ergens in me zei een stemmetje dat nog steeds. Alsof mijn ratio met alle kracht probeerde te ontkennen wat ik net zelf had ervaren. Alsof iets in mijn brein probeerde de reusachtige Chimera weer uit mijn geheugen te wissen, maar dat zou niet lukken. Ik wist wat ik had gezien. Erin mocht dan in de war zijn, maar ik was bij mijn volle verstand, en ik zag een Chimera. En ik geloofde Erin. Maar ik wist nog steeds niet wat ik tegen haar moest zeggen. Alleen al het bestaan van zulke wezens kreeg ik nauwelijks aan mijn verstand, maar dat ze achter haar aanzaten? Wat zeg je daarop? Als ik haar probeerde gerust te stellen door te zeggen dat dat vast niet zo is, leek het alsof ik haar niet serieus nam. Twijfelend klampte ik me vast aan het stuur van mijn auto en kneep er hard in. Erin maakte zich zo klein mogelijk in de bijrijdersstoel, haar hoofd begroef ze in haar knieën, alsof ze bang was dat ik tegen haar zou schreeuwen. Ik wilde haar zo graag geruststellen, haar angst wegnemen, maar vooral wilde ik dat ze wist dat ik achter haar stond. Dat zelfs al had ze gelijk, ik het haar niet verwijtte, en ik haar niet in de steek wilde laten. Ik haalde diep adem en schraapte mijn keel. "Als dat waar is..." begon ik onhandig. Erin tilde haar hoofd iets op maar keek me nog steeds niet aan. "Als dat waar is hebben we des te meer reden om bij elkaar te blijven." Erin draaide haar hoofd mijn kant op met een schichtige beweging en keek me verbaasd aan. "Als je dat wilt ten minste." voegde ik eraan toe. "Hoor je niet wat ik zeg?" prevelde ze. "Als ze echt achter mij aanzitten, dan breng ik je alleen maar in gevaar, dan ben je veilig zonder mij." "Àls ze echt achter jou aanzitten," zei ik, een stukje feller nu, "Dan ben jij allesbehalve veilig in je eentje. En als ze niet specifiek achter je aanzitten zijn we met zijn tweeën veiliger dan alleen." Ik voelde een merkwaardige koppigheid achter die woorden, en ik realiseerde me dat ik Erin niet wilde laten gaan. Chimera's of geen Chimera's. Ik wilde haar beschermen, ja. Maar ik wilde haar ook bij me in de buurt houden vanwege... andere reden. Eerlijk is eerlijk, ze was geen slecht gezelschap, beter dan Randy in ieder geval. Erin keek peinzend voor zich uit. "Het spijt me zo van Jae Jung." haar stem klonk onvast. Ik sloeg mijn ogen neer en slikte moeizaam. Even zag ik Jae Jung's domme Aziatische hoofd voor me. Zijn onnozele uitdrukking als hij één van Randy's slechte seksgrapjes niet snapte. Zijn bolle wangen als hij zijn mond vol had met de granola bars waar hij verslaafd aan was. De idioot. Mijn ogen prikten een beetje. "Dat was niet jouw schuld." Mijn stem klonk bijna net zo onvast als die van Erin. "Hij leek me een aardige jongen." zei Erin wat onhandig. Onwillekeurig schoot ik in de lach. Mijn zicht werd wat wazig. "Het was een sukkel." mompelde ik. "Ik verwachtte altijd dat hij zichzelf zou elektrocuteren met zijn Nintendo, of dat hij dood zou gaan aan een overdosis Mountain Dew. Iets doms als dat. Nu ik erover nadenk past geroosterd worden door een Chimera wel in het rijtje." Erin zei niks, maar keek me schattend aan, alsof ze probeerde te zien hoeveel van mijn woorden ik meende. "Iets normaals als een auto-ongeluk of een hartaanval zat er nooit in voor hem." prevelde ik. Ik wendde mijn blik net op tijd af, voordat de tranen zich een weg baanden over mijn met roet bedekte wangen. Een snik schokte door mijn schouders. Een tweede schok ging door mijn lichaam toen ik Erin's koude vingers op mijn hand voelde. Ik zette me over mijn schaamte heen en zocht haar blik op. Zij huilde ook. "Blijf alsjeblieft hier." snikte ik. "Ik heb een auto. Hier ben je veiliger dan in je eentje op de straat. Er zijn genoeg doden gevallen vandaag, oké?" Erin zei niks, maar knikte. Tegelijk glimlachten we allebei even door onze tranen heen. Op dat moment begon er iets te bewegen op de achterbank. Randy kreunde wat en ging rechter overeind zitten. Bliksemsnel trok Erin haar hand weer weg. Ik veegde snel mijn tranen weg met de mauw van mijn bloesje. Randy rekte zich luidruchtig uit en trok zich aan Erin's stoelleuning naar voren. "Dude. Weet je wat we nou helemaal zijn vergeten?" vroeg hij met de rasperige stem van iemand die net wakker wordt met een gigantische kater. Ik haalde mijn schouders op en keek hem vragend aan. Randy grijnste een beetje. "Bier."
maandag 27 mei 2013
Erin
Ik snapte nog steeds niet hoe we het hotel uit waren gekomen, zonder bruin gebakken te zijn als een stuk toast dat te lang in de broodrooster had gezeten. Op een paar smeulende haarpunten na, leek het erop dat ik nergens brandplekken had. Doran en ik waren samen het hotel uitgerend, nadat we de trapleuning als megaglijbaan hadden gebruikt. Hij had me weer neergezet en zonder verder nog iets te zeggen waren we naar buiten gestormd. We wisten allebei waar we naartoe gingen. Daar hoefde verder niks meer over gezegd te worden. Toen we achtervolgd werden door een levensecht monster dat zo uit mijn Griekse mythologieboek zou kunnen zijn gestapt, had ik geen tijd meer gehad om naar mijn schoenen te graaien in de hotelkamer. In het hotel had ik dat nauwelijks gemerkt. Daar lag overal vloerbedekking, of anders wel glad en koud marmer. Nu ik over het grind van de parkeerplaats rende merkte ik dat het belang van schoenen toch altijd onderschat had. Ik keek snel over mijn schouder en zag hoe de enorme Chimera nog geen twintig meter achter ons rende, alles om zich heen in brand zettend. Ik struikelde bijna en voelde hoe een hand zich om de mijne sloot. "Niet omkijken." zei Doran dringend, zijn kaken bijna op elkaar geklemd. Ik zag de auto al. We konden het redden. We moesten het wel redden. We stonden pas stil toen we allebei bij een portier van de auto stonden. Doran duwde snel de sleutel in het slot en ik trok mijn deur open. Nog even en het beest zou de auto in vuur en vlam zetten alsof het een marshmallow was die te lang boven het kampvuur had gehangen. "Hou je vast." zei Doran met opeengeklemde kaken, en ik greep naar de veiligheidsgordel. Ik had geen tijd om hem goed vast te doen, voordat Doran met volle snelheid naar achteren reed, richting de Chimera. Door de plotseling achterwaartse snelheid, werd ik naar voren geduwd en ik was blij dat ik de gordel net nog vast gepakt had. Anders was ik nu een vliegje tegen de voorruit geweest. Kennelijk was de Chimera een beetje in de war door het projectiel dat opeens op hem afgestormd kwam, want wonder boven wonder stapte het een paar stappen aan de kant, zodat Doran er niet met volle vaart tegenaan reed. Hij maakte een scherpe boog en reed zo snel mogelijk de parkeerplaats af. Doran keek even in de achteruitkijkspiegel en ik zag hoe hij zijn ogen even dichtkneep en diep zuchtte. "Oh nee hè..." mompelde hij en nadat hij een blik naar me had geworpen waar een lichte twijfel in lach, trapte hij op de rem. De auto kwam piepend tot stilstand en ik keek naar de zijspiegel van de auto om te zien waar hij voor gestopt was. Precies op dat moment sloeg iets tegen de zijdeur van de auto en werd de deur opengerukt. Randy schoot de auto in en trok de deur achter zich dicht. "Kom op, rijden man! Ik dacht even dat je me als een idioot achter de auto aan ging laten rennen." Aan Doran's blik te zien, had hij die optie ook een paar seconden overwogen. "Waar is Jae Jung?" zei hij. Hij was nog niet begonnen met rijden en keek over zijn schouder naar Randy. Ik hoorde het gebrul van de Chimera. Het beest kwam telkens dichterbij. "Hij heeft het niet gered. Kom op, waar wacht je nou op! Gas op de plank!" Ik werd helemaal koud van binnen en begon te rillen. Ik wist niet precies waardoor het kwam: De nonchalante, niet-dramatische manier waarop Randy net gezegd had dat een van zijn vrienden dood was, of door de mededeling zelf. Ik had Jae Jung zelf niet echt gekend en ik wist niet precies hoe de relatie tussen Randy en Jae Jung was geweest, maar zelfs ik leek meer gevoelens te hebben over de dood van een persoon dat ik pas die dag had ontmoet, dan Randy die op een roadtrip was met dit persoon. Hij zei het zo matter-of-factly. Doran keek wendde zijn blik af van Randy. Hij staarde twee seconden geschokt naar de weg en leek dezelfde gedachten over Randy te hebben als ik. "Kom op, rijden!" schreeuwde Randy vanaf de achterbank. Een nieuw gebrul haalde Doran uit zijn gedachten en hij gaf plank gas en stoof de weg op.
De komende drie uren werd er nauwelijks iets gezegd. Alleen Randy zeurde zo nu en dan om de meest onbenullige dingen. Ik begreep niet hoe hij zich zorgen kon maken om dingen als de warmte, of hoe hij zelfs maar over eten na kon denken in een situatie als deze. Doran had hem na een tijdje genegeerd en staarde nu recht naar de weg voor hem. Hij was duidelijk diep in gedachten. De Chimera waren we, God zij dank, kwijt geraakt toen we wegscheurden van het brandende hotel. Ik blokkeerde het stemgeluid van Randy dat van de achterbank kwam en ging in mijn gedachten langs de gebeurtenissen van de dag. Een misselijk gevoel kroop omhoog in mijn keel. Ik had in één dag het plot van een zeer onrealistische actiefilm meegemaakt en ik wist niet zeker of ik er nog veel meer bij kon hebben. Het begon al een beetje te schemeren buiten en het was verdacht stil op de achterbank. Randy was in slaap gevallen tegen het raam, zijn mond een beetje open en er liep een straaltje speeksel uit zijn mondhoek. Ik trok mijn neus een beetje op en keek weer naar voren. De weg was redelijk verlaten en ik had eerlijk gezegd geen flauw idee waar we waren. Het maakte me eigenlijk ook niet uit. "Sorry voor alles wat Randy heeft gezegd. Ik wist dat hij niet het aardigste persoon van de wereld was, maar dat hij zo'n eikel was... Dat had zelfs ik niet verwacht." Ik was even geschrokken toen Doran begon te praten. Ik trok mijn voeten op en zette ze op de stoel. Ik sloeg mijn armen om mijn knieën. "Je hoeft je niet te verontschuldigen voor zijn gedrag." zei ik zachtjes. Het werd weer stil en ik keek naar de zon die bijna onder de horizon dook. "Doran..." zei ik zachtjes. Hij draaide zijn hoofd af van de weg en keek me aan. "Hmm?" zei hij. Hij hield zijn hoofd een beetje schuin. Ik beet op mijn lip. We hadden vandaag een Chimera gezien. het was niet alsof hij me niet ging geloven. Maar als ik het luidop zou zeggen, zou het waar worden. En ik wist niet of ik dat al wel aan kon. Aan de andere kant, het was echt niet erger dan een reuze Chimera die er in eerste instantie uit zag als een chihuahua. Ik schraapte mijn keel en ging wat rechterop zitten, mijn armen nog steeds om mijn benen geslagen. "Het auto-ongeluk waarover ik je vertelde... mijn vader... Het was niet alleen een auto-ongeluk." Doran fronste zijn wenkbrauwen en keek weer weg van de weg. Hij zei niets en de stilte die volgde moedigde me aan om verder te praten. "De aanval van de chimera... Het is niet de eerste keer vandaag dat ik ben aangevallen door een onmogelijk monster. Het ding dat op de weg stond en waardoor de auto crashte... Het was een gigantische leeuw. Hij was zo groot als een paard en ik zou bijna zeggen dat hij van goud gemaakt was. Ik heb alleen kunnen ontsnappen doordat mijn vader hem afleidde." Ik slikte even. De conclusie was simpel. Dit alles kon geen toeval zijn. Je werd niet twee keer per dag aangevallen door een of ander mythisch wezen. "Doran... Ik denk dat de aanvallen misschien specifiek tegen mij waren. Ik denk dat er iets achter me aan zit." Ik zei de laatste zinnen zonder tussendoor adem te halen en bleef uit het raam kijken terwijl ik ze zei. Mijn kin lag op mijn knieën en ik voelde me opeens ontzettend bang. Ik had geen idee wat er aan de hand was en ik was ontzettend ver van huis, zonder mijn vader, die waarschijnlijk dood was en het leek erop dat de monsters uit een Grieks mythologieboek tot leven waren gekomen en mij als nieuwe hapje hadden uitgekozen. Ik probeerde me zo klein mogelijk te maken in de stoel, terwijl ik wachtte op wat Doran zou zeggen.
De komende drie uren werd er nauwelijks iets gezegd. Alleen Randy zeurde zo nu en dan om de meest onbenullige dingen. Ik begreep niet hoe hij zich zorgen kon maken om dingen als de warmte, of hoe hij zelfs maar over eten na kon denken in een situatie als deze. Doran had hem na een tijdje genegeerd en staarde nu recht naar de weg voor hem. Hij was duidelijk diep in gedachten. De Chimera waren we, God zij dank, kwijt geraakt toen we wegscheurden van het brandende hotel. Ik blokkeerde het stemgeluid van Randy dat van de achterbank kwam en ging in mijn gedachten langs de gebeurtenissen van de dag. Een misselijk gevoel kroop omhoog in mijn keel. Ik had in één dag het plot van een zeer onrealistische actiefilm meegemaakt en ik wist niet zeker of ik er nog veel meer bij kon hebben. Het begon al een beetje te schemeren buiten en het was verdacht stil op de achterbank. Randy was in slaap gevallen tegen het raam, zijn mond een beetje open en er liep een straaltje speeksel uit zijn mondhoek. Ik trok mijn neus een beetje op en keek weer naar voren. De weg was redelijk verlaten en ik had eerlijk gezegd geen flauw idee waar we waren. Het maakte me eigenlijk ook niet uit. "Sorry voor alles wat Randy heeft gezegd. Ik wist dat hij niet het aardigste persoon van de wereld was, maar dat hij zo'n eikel was... Dat had zelfs ik niet verwacht." Ik was even geschrokken toen Doran begon te praten. Ik trok mijn voeten op en zette ze op de stoel. Ik sloeg mijn armen om mijn knieën. "Je hoeft je niet te verontschuldigen voor zijn gedrag." zei ik zachtjes. Het werd weer stil en ik keek naar de zon die bijna onder de horizon dook. "Doran..." zei ik zachtjes. Hij draaide zijn hoofd af van de weg en keek me aan. "Hmm?" zei hij. Hij hield zijn hoofd een beetje schuin. Ik beet op mijn lip. We hadden vandaag een Chimera gezien. het was niet alsof hij me niet ging geloven. Maar als ik het luidop zou zeggen, zou het waar worden. En ik wist niet of ik dat al wel aan kon. Aan de andere kant, het was echt niet erger dan een reuze Chimera die er in eerste instantie uit zag als een chihuahua. Ik schraapte mijn keel en ging wat rechterop zitten, mijn armen nog steeds om mijn benen geslagen. "Het auto-ongeluk waarover ik je vertelde... mijn vader... Het was niet alleen een auto-ongeluk." Doran fronste zijn wenkbrauwen en keek weer weg van de weg. Hij zei niets en de stilte die volgde moedigde me aan om verder te praten. "De aanval van de chimera... Het is niet de eerste keer vandaag dat ik ben aangevallen door een onmogelijk monster. Het ding dat op de weg stond en waardoor de auto crashte... Het was een gigantische leeuw. Hij was zo groot als een paard en ik zou bijna zeggen dat hij van goud gemaakt was. Ik heb alleen kunnen ontsnappen doordat mijn vader hem afleidde." Ik slikte even. De conclusie was simpel. Dit alles kon geen toeval zijn. Je werd niet twee keer per dag aangevallen door een of ander mythisch wezen. "Doran... Ik denk dat de aanvallen misschien specifiek tegen mij waren. Ik denk dat er iets achter me aan zit." Ik zei de laatste zinnen zonder tussendoor adem te halen en bleef uit het raam kijken terwijl ik ze zei. Mijn kin lag op mijn knieën en ik voelde me opeens ontzettend bang. Ik had geen idee wat er aan de hand was en ik was ontzettend ver van huis, zonder mijn vader, die waarschijnlijk dood was en het leek erop dat de monsters uit een Grieks mythologieboek tot leven waren gekomen en mij als nieuwe hapje hadden uitgekozen. Ik probeerde me zo klein mogelijk te maken in de stoel, terwijl ik wachtte op wat Doran zou zeggen.
zaterdag 23 februari 2013
Raiden
De vlucht verliep redelijk rustig, op af en toe een paniekaanval van Mairin na. Na een uurtje of drie stond het vliegtuig weer veilig aan de grond op Hartsfield-Jackson Atlanta International Airport. We namen een bus naar het centrum, en terwijl we door de straten van Atlanta reden vroegen we ons af waar we onze zoektocht zouden beginnen. Hoe het meestal ging was dat de satyr die meeging zijn neus gebruikte, en wij onze oren en ogen open hielden dood en destructie. Waarschijnlijk was het de meest effectieve tactiek, maar dan nog duurde het soms dagen voor we de betreffende halfbloed gevonden hadden, en soms kwamen we ook gewoon te laat. Dit keer leek het erop dat we niet lang hoefden te zoeken. Vanaf de bushalte waar we stonden was de rook al te zien, en het flikkerende licht van een groot, brandend gebouw. En als we dat over het hoofd hadden gezien hadden we de gillende sirenes door de hele stad gehoord. Hoe dichter we in de buurt kwamen van het gebouw, hoe meer Freddy begon te klagen over de stank van monsters. Mairin en ik maakten ons op voor slecht nieuws. Niet om pessimistisch te zijn ofzo, maar een brandend hotel schreeuwt nou niet bepaald; "Hallo mede-demigods! Met mij gaat het prima! Groeten op kamp, ik zie jullie snel." Van het hotel zelf was weinig meer over. Toen we het brandende gebouw bereikten was het niet meer dan een zwartgeblakerde ruïne, omringd door brandweermannen en huilende mensen, gewikkeld in dekens, hun gezichten bedekkend met hun handen. Er was echter één omstander die zich wat anders gedroeg dan de rest. Een ietwat slungelige Aziaat van een jaar of achttien stond verontwaardigd te praten tegen één van de brandweermensen. Praten was echter niet zo'n hele goede beschrijving van wat de Aziaat deed. Het was meer schreeuwen, met schorre, overslaande stem en hoge, meisjesachtige uithalen. "Nee! Ik ben niet gek, ik zweer je, ik zeg toch- Nee, verdomme, ik zweer je dat- IK BEN NIET GEK. IK WEET TOCH WAT IK ZAG, VERDOMME. HET WAS EEN VUURSPUWENDE CHIHUAHUA!" Mairin en ik keken elkaar met grote ogen aan. Mairin gaf een klein knikje, en alsof op een fluitsignaal trokken we tegelijkertijd een sprintje en stoven op de Aziaat af. Voordat de brandweerman kon reageren had ik de jongen aan zijn kraag opgetild en tegen een muur omhooggehesen. "Wat zei je daar?" riep ik, mijn gezicht enkele centimeters verwijderd van dat van de Aziaat. "Ehhh.. niks?" piepte de Aziaat in een hoog stemmetje. "Een vuurspuwende chihuahua?" De Aziaat keek me angstig aan. "Oké je hebt me door. Dat was een grapje!" Hij gaf het meest onovertuigende neplachje ooit. "Vuurspuwende chihuahua's! Best goed bedacht toch? Hihi!" Ik schudde de jongen door elkaar en duwde hem nog iets hoger tegen de muur op. Een hoog kreetje ontsnapte zijn keel. "Zie je me lachen?" snauwde ik. "Ik ben bloedserieus hier. Vertel me wat je hebt gezien!" "Raiden!" Ik keek onverschillig over mijn schouder. Mairin, die tot nu toe met de brandweerman in gesprek was geweest kwam verontwaardigd op me afgemarcheert. "Zo gaat hij echt niet praten hoor. Zet die arme jongen neer, je maakt hem alleen maar bang." Ik slaakte een diepe zucht en liet de jongen zakken. Zodra hij mijn armen voelde verslappen probeerde hij zich los te maken uit mijn grip. Meteen duwde ik hem terug tegen de muur. "Ik dacht het niet, Jackie Chan! Ik ga je zo los laten, maar fantaseer maar niet over wegrennen, want voordat je twee stappen hebt gezet heb ik je zo weer tegen die muur gepind, en denk maar niet dat je sneller bent dan ik." Mairin zuchtte, maar zei niks. Langzaam trok ik mijn armen terug. De jongen bleef staan en keek schichtig van Mairin naar mij en weer terug. "Wie zijn jullie? Wat willen jullie? Denken jullie ook dat ik gek ben?" "Nee!" zei Mairin meteen. "Nee, wij geloven je. Nietwaar Raiden?" De jongen zag eruit alsof zijn ogen ieder moment uit zijn hoofd zouden rollen. "Geloven jullie echt dat ik een vuurspuwende chihuahua heb gezien?" Ik knikte met tegenzin. "Ja. Maar technisch gezien was het geen vuurspuwende chihuahua. Het was een chimera. Jij zag het als een chihuahua vanwege de mist, maar blijkbaar heeft die maar het halve effect op je, anders had je ook niet gezien dat het de chihuahua was die het vuur produceerde." "Wow, wow wacht even!" De Aziaat hield zijn handen beschermend voor zich uit, als om de stroom van informatie te stoppen. "Een chimera? Serieus? Mist? What the fuck, jullie zijn gek. Nog gekker dan ik bedoel ik, en ik ben-" "Het interesseert me niet wat je van ons vind, Jackie. We willen alleen weten wat je gezien hebt." De jongen was even stil, en keek ons allebei verbluft aan. "Ik heet Jae Jung." zei hij toen, een tikje beteuterd. "De chihuahua." zei Mairin geduldig. "Had die een baasje?" Jae Jung's ogen werden nog groter. "Wat? Waarom wil je- Denk je serieus dat- God, jullie zijn echt gestoord!" Ik duwde Jae Jung weer tegen de muur met één hand tegen zijn borst. "De dame stelde je een vraag Jang Jong! Antwoorden." "Jae Jung." "Kan me niet schelen, geef antwoord!" "De chihuahua," verduidelijkte Mairin. "Was er een vrouw bij?" Jae Jung keek nog even verbaasd, maar schudde zijn hoofd. "Nee. Nee hij was... alleen. Denk ik." Mairin keek me aan. "Dus Echidna is er niet bij." zei ze ernstig. "Dat lijkt me goed nieuws." mompelde ik. Mairin knikte en richtte zich weer op Jae Jung. "Heb je een jong meisje gezien met blonde krullen? Een jaar of vijftien, zestien misschien?" Nu leek er iets te klikken in Jae Jung. Zijn uitdrukking werd wat minder gedesorienteerd. "Bedoel je Erin?" vroeg hij, blij om een vraag te begrijpen. "Ja!" riep Mairin enthousiast alsof het logisch is om aan te nemen dat er in heel Atlanta maar één blond tienermeisje rondloopt. "Heet ze zo?" Jae Jung knikte, wat redelijk belachelijk was omdat hij niet wist wie 'ze' was. "Ja, we vonden haar op een parkeerplaats bij een Target. Ze was helemaal gehavend man. We dachten dat ze een crackhoer was." "ZEG DAT NOG EENS!" voordat ik het goed en wel doorhad bungelde Jae Jung's voeten weer een eind van de straattegels tegen de muur aan. "Ik zei niet dat ze echt een crackhoer is!" piepte Jae Jung benauwd. "Ik bedoel dat ze er shabby uitzag. Gescheurde kleren, niet gedouched, dat soort dingen. Alsof ze..." Jae Jung dacht na, en ik liet hem langzaam zakken. "Alsof ze met een leeuw gevochten had ofzoiets!" Mairin en ik wisselde een blik uit. "Dat moet haar zijn!" zei Mairin. Ik haalde mijn schouders op. "Zou kunnen." "Waar is dat meisje nu?" vroeg ik, wat minder agressief dit keer. Jae Jung's gezicht betrok. "Dat weet ik niet! Ze is er vandoor gegaan met Doran en Randy, mij hebben ze achter gelaten en ik-" "Doran?" onderbrak ik hem. "Randy? Wie zijn dat?" "Vrienden van me..." prevelde Jae Jung. "Dat dacht ik ten minste. Toen zei Doran ineens dat we moesten springen uit het raam en Randy deed het zomaar maar ik durfde niet en-" "Het meisje." zei ik, opnieuw met stemverheffing. "Erin. Leeft ze nog?" Jae Jung keek geschokt. "Ja. Ik zag haar wegrennen. Doran en Randy ook. Waarom wil je..." Zijn gezicht trok wit weg. "Willen jullie... Zijn jullie... Jullie gaan haar toch geen pijn doen hè? Was ze soms echt een crackhoer? Wacht- Ben jij haar-" "Volgens mij wil je die zin niet afmaken, Yin Yang. Zeg me welke kant ze opgingen." Jae Jung gebaarde vaag naar het Noorden. "Ik denk dat ze de stad uitgaan. Het meisje wilde volgens mij sowieso al weg uit Atlanta." Ik knikte langzaam. Ik had de kraag van Jae Jung nog vast en keek hem dreigend aan. "Dan weten we genoeg. Maar als je nog één keer durft te impliceren dat mijn nichtje een crackhoer is dan spoor ik je op en ontspleet ik je spleetogen." Jae Jung's spleetogen gingen zo wijd open dat het verre van spleetogen waren, maar in ieder geval had mijn statement indruk gemaakt. "Het spijt me! Ik zal nooit meer... Ik wist niet dat-" "Ja, ja. Ik geloof het wel. En nou wegwezen." Ik liet zijn T-shirt los en Jae Jung maakte zich haastig uit de voeten. Ik keek hem even na en zag toen dat Mairin me belerend aan stond te kijken. "Wat?" vroeg ik gemaakt onschuldig. Mairin zuchtte. "Dat had je ook anders aan kunnen pakken." Ik haalde mijn schouders op. "Zijn hoofd stond me niet aan." "Het zal wel." zei Mairin hoofdschuddend. "In ieder geval weten we nu dat Erin nog leeft."
vrijdag 22 februari 2013
Mairin
Ik kneep zo hard in de leuningen van de stoel dat mijn handen pijn deden van de kramp. Ik had mijn ogen stijf dichtgeknepen. "We zijn nog niet opgestegen, weet je?" zei Raiden verveeld. "Hmhm." piepte ik. "Dat betekent dat we nog niet in de lucht zijn." "Hmhm." Het vliegtuig kwam plotseling in beweging en ik slaakte een kort en hoog gilletje. Ik sloeg mijn hand voor mijn mond en mijn ogen gingen open. Ik keek schichtig langs Raiden door het raam, waar hij nonchalant tegenaan zat geleund. Het vliegtuig bewoog en maakte steeds meer vaart. "Shit." siste ik terwijl ik mijn ogen gauw weer dicht deed. Denk aan blije dingen. Zwemmen met Clara, mijn prachtige witte Hippocampus. Surfen op Hawaï, op vakantie met mama twee jaar geleden. Kampvuren op Camp Halfblood. Ik voelde hoe ik dieper in mijn stoel werd gedrukt en ik merkte dat we de lucht in gingen. Ik bleef nog een paar minuten lang panisch nadenken over alle blije momenten in mijn leven, om alle nare gedachten aan het vliegen kwijt te raken. En een klein beetje om zeker te weten dat, als ik zou sterven, ik mijn laatste minuten had besteed aan het oprakelen van de beste gebeurtenissen uit mijn leven. Toen ik dat zo'n tien minuten had gedaan, waagde ik het om een oog open te doen. "Zie je wel, we zijn nog niet neergestort." Voorzichtig deed ik ook mijn andere oog open en mijn greep op de leuningen verslapte een beetje. "Ja..." zei ik zwakjes. Raiden keek door het raam naar de sterren die deze avond erg helder waren. Naast me zat Freddy, een jonge Satyr die eruitzag alsof hij de strijd tegen de jeugdpuistjes nooit meer zou gaan winnen. Hij zag eruit alsof hij nog maar weinig ervaring had, maar niks was minder waar. Freddy had al voor veel successen gezorgd op missies als deze en hij was uitstekend reisgezelschap. "Toastje?" vroeg hij, toen ik nog wat meer gewend was aan deze nare situatie. Ik had na de broodjes die ik op het vliegveld had gegeten nog steeds honger. Dat was nou wat ik bedoelde met uitstekend reisgezelschap. "Ja, dank je." zei ik en ik kon mezelf er zelfs toe zetten om licht naar Freddy te glimlachen. Freddy haalde een toastje uit de verpakking en gaf het aan me. Zelf at hij de plastic verpakking op waar het toastje net nog in had gezeten. De man die aan de andere kant van het gangpad zat, knipperde een paar keer met zijn ogen toen hij dat zag, maar keek toen gauw de andere kant op. Hij dacht vast dat hij het verkeerd had gezien. Mijn mondhoeken werden voorzichtig omhoog getrokken in een grijns. Ik at het toastje op en waagde een blik naar buiten. Er waren allemaal lichtjes op de grond die zo'n tien kilometer beneden ons was. Het was best wel mooi, als je even kon vergeten dat er nog een paar kilometer hierboven een boze oppergod zat, die momenteel een manier probeerde te verzinnen om een vliegtuig neer te laten storten zonder dat zijn eigen zoon daar te veel last van had. Ik zuchtte even. Misschien zou het allemaal gewoon goed komen. Op dat moment begon het vliegtuig enorm te schudden. Ik gilde en greep de eerste hand die ik kon vinden. En dat was die van Raiden. "Ik wil nog niet dood." piepte ik, terwijl ik met mijn hoofd tegen zijn schouder leunde en mijn ogen weer stijf dichtgeknepen had. "Je gaat ook niet dood. Het was alleen een klein beetje turbulentie." Raiden maakte zijn hand los uit de mijne. Het vliegtuig was weer gestopt met schudden. Ik ging weer rechtop zitten, maar ik trilde nog steeds. "Ik ga dit na vandaag nooit meer doen." bracht ik moeizaam uit.
Doran
Het meisje dat nu in mijn kleren op het keurig opgemaakte hotelbed zat, leek compleet iemand anders dan het meisje dat ik vanmiddag bewusteloos op de Target-parkeerplaats had aangetroffen. Haar gezicht, dat toen lijkbleek was geweest, had nu een gezonde rode kleur. Oké, iets roder dan gezond rood, ze was behoorlijk verbrand. De bloederige snee over haar wang was nu schoon en droog, en leek een stuk minder dramatisch dan het eerst had geleken. Haar natte blonde haar was gladgekamd en de voorste plukken zaten in een mooie vlecht om haar hoofd gebonden. In mijn veel te grote bloesje leek ze nog kleiner, maar het stond haar verbazingwekkend goed, op een vreemde, nonchalante manier. Haar grijze ogen staken nog feller af bij haar roodverbrande huid, maar stonden nog even triest, en het gaf me een onbehaaglijk gevoel. Als ik haar zo bekeek was ze eigenlijk best wel heel erg mooi. Ik hoopte vurig dat de snee op haar wang en haar rode huid die conclusie voorlopig nog even van Randy zou onthouden. Randy en mooie meisjes was ongeveer net zo'n goede combinatie als water en natrium.
"Hé." zei ik, na een iets te lange stilte. "Ik heb je kleren..." Ik stak het bundeltje vodden wat verontschuldigend voor me uit. Ze waren schoon en zacht, maar zaten vol gaten en scheuren. "Morgen kunnen we wel even de stad in gaan om wat nieuws voor je te kopen." "Dat hoeft niet." zei Erin, terwijl ze wat afwezig haar kleren aanpakte. Ze legde het bundelte op haar schoot en plukte aan de stof van haar kapotte shirt. Ik liep naar het bed waar ze opzat en legde mijn hand op de deken aan de andere kant van waar zij zat. "Mag ik?" vroeg ik, gebarend naar het bed. Erin knikte en ik hees me naast haar op het zachte matras. Een tijdje keken we allebei zwijgend naar het behang van de hotelkamer. Het was zwartwit met een barokprint. "Voel je je alweer wat beter?" vroeg ik na een tijdje. Erin knikte. "Dankjewel. Voor alles." Ik haalde mijn schouders op. "Het was me een genoegen." Erin lachte even. Ik was zo verbaasd dat ik met wijd open ogen haar kant op keek. En toen nieste ze. Alleen zag haar gezicht er niet uit alsof ze nieste. Ze maakte alleen het geluid. "Gezondheid." zei ze zachtjes. "Huh?" Ik fronste verward. "Ik dacht dat jij nieste. Ik was het niet... Wie dan?" Opnieuw klonk het geluid alsof er iemand nieste. Duidelijk een meisje. Vreemd. Nog een nies. Deze keer kwam het duidelijk uit de richting van de deur. "Jae Jung, ben jij dat?" vroeg ik onzeker. Nog een nies. Op dat moment kwam er een ander geluid bij. Als kleine nageltjes die tegen de deur aan krabbelde. "Wat ís dat?" vroeg Erin, die wat angstig naar de deur van de hotelkamer keek. Ik liet me van het bed af glijden en liep naar de deur. "Waarschijnlijk gewoon Jae Jun. Die klinkt als een meisje als hij niest." Ik deed de deur open en een lichtbruine chihuahua trippelde de kamer in. Het beest nieste opnieuw. Of misschien was het geen niezen. Misschien was het blaffen. Het was moeilijk te zeggen. "Wat is..." bracht Erin moeizaam uit. Ik leunde door de deuropening en zocht de gang af naar de eigenaar van het beestje, maar er was niemand te zien. "Dat is vreemd..." mompelde ik tegen mezelf. "Doran..." Erin's stem klonk gealarmeerd. Ik keek achterom en zag dat het beest bij de rand van het bed was gaan zitten en nu fel naar Erin blafte. Ik trok de deur dicht en liep terug naar het bed. "Nou nou." zei ik tegen het hondje. "Waar zijn jóuw manieren? Zo ga je toch niet met een dame om?" "Doran!" zei Erin dringend. Ze keek een beetje benauwd naar de chihuahua die aan het bed naar haar zat te keffen. Onwillekeurig schoot ik in de weg. "Maak je heen zorgen, dit grote monster zal je heus geen kwaad doen." Ik knielde bij het mormel en stak mijn handen uit om het op te pakken, maar het beest glipte door mijn handen naar de andere kant van de kamer. Erin gilde. "Ik hou niet van chihuahua's." prevelde ik, en ik keek door de kamer om het beest te zoeken. "DORAN!" riep Erin. Doodsbang deze keer. Ik draaide me om en zag haar bovenop het bed staan, trillend van top tot teen. Ze staarde met absolute doodsangst naar het minuscule hondje. Had ze een fobie voor chihuahau's? "Rustig maar. Ik vang hem wel. Het is maar een-" "Nee!" piepte Erin, en ze wees dringend naar het ding. "Het is geen Chihuahua!" Ik draaide me om en keek weer naar het beest. Wat was het dan? Een tekkel? Ik was geen expert in hondenrassen, maar maakte het wat uit? Maar toen ik me omdraaide keek ik niet meer neer op het piepkleine kefbeest. In plaats daarvan stond ik oog in oog met een enorm mythisch schepsel. Het had het hoofd van een leeuw, en zijn manen zaten vol opgedroogd bloed. Zijn lijf had nog het meest weg van een geit, afgezien van de geschubte staart die eindigte in de sissende kop van een gevaarlijk uitziende gifslang. "Oh shit." was alles wat ik uit kon brengen. Het beest liet zich door de knieën zakken en instinctief wist ik dat het me aan ging vallen. Zonder erbij na te denken greep ik het nachtlampje dat op het nachtkastje naast het bed stond en sloeg de glazen kap aan scherven op het hoofd van het monster. Vervolgens greep ik Erin's pols en trok haar van het bed af. "Rennen!" riep ik, en ik sprintte naar de deur van de hotelkamer. Erik volgde me struikelend. Ze kwam niet snel genoeg vooruit. Toen ik achterom keek zag ik dat ze hinkte. Mijn blik viel op haar knie. De rode vlekken op de stof van mijn joggingbroek vertelden me dat haar wond weer open was. Ik vloekte zachtjes met opeengeklemde kaken. "Sorry, maar er zit niks anders op." riep ik tegen Erin voordat ik haar van haar voeten trok en haar zonder moeite optilde. Ze woog niet veel, en met Erin in mijn armen rende ik de gang door en probeerde niet te letten op de geur van haar haar en haar handen die zich angstig aan mijn T-shirt vastklampten. Alsof het de leeuwenkop en de slangenstaart nog niet genoeg waren kon de gemuteerde chihuahua ook nog eens vuurspuwen, en achter ons laaiden hoge vlammen op. Ik was bijna bij de lift, toen Erin zei: "Wacht! Je vrienden!" "Shit, je hebt gelijk. Ik keek over mijn schouder. De chimera (ja, ik had ook Griekse Mythologie op school gehad.) was nog redelijk ver weg. Misschien kon ik net op tijd de deur van de jongens bereiken als... "Kan je lopen?" vroeg ik snel. "Ja..." zei Erin. "Maar niet snel. En ik laat je niet allee-" "Rennen." commandeerde ik. "Ik kom achter je aan. Schiet op!" Zonder verder nog iets te zeggen rende ik terug naar de deur van de kamer waar Jae Jung en Randy zaten. Ik klopte op de deur, maar het was te laat. Het beest was al te dichtbij. De leeuwenkop brulde en een enorme steekvlam stroomde uit zijn mond. Het gepolijste hout van de deur vatte onmiddelijk vlam. "Spring uit het raam!" schreeuwde ik tegen de brandende deur. "Jae Jung als je me hoort, kom NIET naar de gang. Spring uit het raam en maak dat je weg komt!" Op dat moment brulde het beest opnieuw en ik wist dat ik de vlam niet op tijd zou kunnen ontwijken. Ik hoorde Erin schreeuwen. Waarom was dat stomme kind nou niet gewoon weggerend. Nu zou ze dit moeten zien. Net op het moment dat ik de wereld vaarwel zei kwam er iets met grote kracht tegen me aan, maar het was geen vuur. Ik viel achterover op de grond en herkende de geur van shampoo die een paar seconden nog zo dichtbij was geweest. De ene seconde lag Erin bovenop me, de volgende stond ze overeind en greep ze mijn pols. "Kom op!" riep ze en ik volgde haar gehoorzaam. Ik was te verbouwereerd om vragen te stellen, en het gebrul van de chimera achter me gaf me andere dingen om me druk over te maken. Toen we bij de lift waren wilde ik stoppen maar Erin trok me verder. "Te langzaam." zei ze ademloos. "We moeten de trap nemen." We renden nog een stukje verder tot we de grote marmeren trap bereikten. Vlammen schroeiden een paar plukjes van mijn haar. Het beest was te dichtbij. Lopen zou te lang duren. Zonder erbij na te denken tilde ik Erin weer op en sprong op de brede houten trapleuning. "Hou je vast!" riep ik terwijl we over de leuning naar beneden zoefden. In de lobby keken wat mensen verbaasd omhoog naar mij en Erin, maar ze leken verreweg niet freaked-out genoeg voor het feit dat er een levensechte chimera door het hotel rondrende. Was het een grap waar alleen wij niks van af wisten? Dan kwam ik daar vanzelf wel achter. Nu wilde ik maar één ding. Erin zo ver mogelijk bij het afschuwelijke beest vandaan zien te krijgen.
"Hé." zei ik, na een iets te lange stilte. "Ik heb je kleren..." Ik stak het bundeltje vodden wat verontschuldigend voor me uit. Ze waren schoon en zacht, maar zaten vol gaten en scheuren. "Morgen kunnen we wel even de stad in gaan om wat nieuws voor je te kopen." "Dat hoeft niet." zei Erin, terwijl ze wat afwezig haar kleren aanpakte. Ze legde het bundelte op haar schoot en plukte aan de stof van haar kapotte shirt. Ik liep naar het bed waar ze opzat en legde mijn hand op de deken aan de andere kant van waar zij zat. "Mag ik?" vroeg ik, gebarend naar het bed. Erin knikte en ik hees me naast haar op het zachte matras. Een tijdje keken we allebei zwijgend naar het behang van de hotelkamer. Het was zwartwit met een barokprint. "Voel je je alweer wat beter?" vroeg ik na een tijdje. Erin knikte. "Dankjewel. Voor alles." Ik haalde mijn schouders op. "Het was me een genoegen." Erin lachte even. Ik was zo verbaasd dat ik met wijd open ogen haar kant op keek. En toen nieste ze. Alleen zag haar gezicht er niet uit alsof ze nieste. Ze maakte alleen het geluid. "Gezondheid." zei ze zachtjes. "Huh?" Ik fronste verward. "Ik dacht dat jij nieste. Ik was het niet... Wie dan?" Opnieuw klonk het geluid alsof er iemand nieste. Duidelijk een meisje. Vreemd. Nog een nies. Deze keer kwam het duidelijk uit de richting van de deur. "Jae Jung, ben jij dat?" vroeg ik onzeker. Nog een nies. Op dat moment kwam er een ander geluid bij. Als kleine nageltjes die tegen de deur aan krabbelde. "Wat ís dat?" vroeg Erin, die wat angstig naar de deur van de hotelkamer keek. Ik liet me van het bed af glijden en liep naar de deur. "Waarschijnlijk gewoon Jae Jun. Die klinkt als een meisje als hij niest." Ik deed de deur open en een lichtbruine chihuahua trippelde de kamer in. Het beest nieste opnieuw. Of misschien was het geen niezen. Misschien was het blaffen. Het was moeilijk te zeggen. "Wat is..." bracht Erin moeizaam uit. Ik leunde door de deuropening en zocht de gang af naar de eigenaar van het beestje, maar er was niemand te zien. "Dat is vreemd..." mompelde ik tegen mezelf. "Doran..." Erin's stem klonk gealarmeerd. Ik keek achterom en zag dat het beest bij de rand van het bed was gaan zitten en nu fel naar Erin blafte. Ik trok de deur dicht en liep terug naar het bed. "Nou nou." zei ik tegen het hondje. "Waar zijn jóuw manieren? Zo ga je toch niet met een dame om?" "Doran!" zei Erin dringend. Ze keek een beetje benauwd naar de chihuahua die aan het bed naar haar zat te keffen. Onwillekeurig schoot ik in de weg. "Maak je heen zorgen, dit grote monster zal je heus geen kwaad doen." Ik knielde bij het mormel en stak mijn handen uit om het op te pakken, maar het beest glipte door mijn handen naar de andere kant van de kamer. Erin gilde. "Ik hou niet van chihuahua's." prevelde ik, en ik keek door de kamer om het beest te zoeken. "DORAN!" riep Erin. Doodsbang deze keer. Ik draaide me om en zag haar bovenop het bed staan, trillend van top tot teen. Ze staarde met absolute doodsangst naar het minuscule hondje. Had ze een fobie voor chihuahau's? "Rustig maar. Ik vang hem wel. Het is maar een-" "Nee!" piepte Erin, en ze wees dringend naar het ding. "Het is geen Chihuahua!" Ik draaide me om en keek weer naar het beest. Wat was het dan? Een tekkel? Ik was geen expert in hondenrassen, maar maakte het wat uit? Maar toen ik me omdraaide keek ik niet meer neer op het piepkleine kefbeest. In plaats daarvan stond ik oog in oog met een enorm mythisch schepsel. Het had het hoofd van een leeuw, en zijn manen zaten vol opgedroogd bloed. Zijn lijf had nog het meest weg van een geit, afgezien van de geschubte staart die eindigte in de sissende kop van een gevaarlijk uitziende gifslang. "Oh shit." was alles wat ik uit kon brengen. Het beest liet zich door de knieën zakken en instinctief wist ik dat het me aan ging vallen. Zonder erbij na te denken greep ik het nachtlampje dat op het nachtkastje naast het bed stond en sloeg de glazen kap aan scherven op het hoofd van het monster. Vervolgens greep ik Erin's pols en trok haar van het bed af. "Rennen!" riep ik, en ik sprintte naar de deur van de hotelkamer. Erik volgde me struikelend. Ze kwam niet snel genoeg vooruit. Toen ik achterom keek zag ik dat ze hinkte. Mijn blik viel op haar knie. De rode vlekken op de stof van mijn joggingbroek vertelden me dat haar wond weer open was. Ik vloekte zachtjes met opeengeklemde kaken. "Sorry, maar er zit niks anders op." riep ik tegen Erin voordat ik haar van haar voeten trok en haar zonder moeite optilde. Ze woog niet veel, en met Erin in mijn armen rende ik de gang door en probeerde niet te letten op de geur van haar haar en haar handen die zich angstig aan mijn T-shirt vastklampten. Alsof het de leeuwenkop en de slangenstaart nog niet genoeg waren kon de gemuteerde chihuahua ook nog eens vuurspuwen, en achter ons laaiden hoge vlammen op. Ik was bijna bij de lift, toen Erin zei: "Wacht! Je vrienden!" "Shit, je hebt gelijk. Ik keek over mijn schouder. De chimera (ja, ik had ook Griekse Mythologie op school gehad.) was nog redelijk ver weg. Misschien kon ik net op tijd de deur van de jongens bereiken als... "Kan je lopen?" vroeg ik snel. "Ja..." zei Erin. "Maar niet snel. En ik laat je niet allee-" "Rennen." commandeerde ik. "Ik kom achter je aan. Schiet op!" Zonder verder nog iets te zeggen rende ik terug naar de deur van de kamer waar Jae Jung en Randy zaten. Ik klopte op de deur, maar het was te laat. Het beest was al te dichtbij. De leeuwenkop brulde en een enorme steekvlam stroomde uit zijn mond. Het gepolijste hout van de deur vatte onmiddelijk vlam. "Spring uit het raam!" schreeuwde ik tegen de brandende deur. "Jae Jung als je me hoort, kom NIET naar de gang. Spring uit het raam en maak dat je weg komt!" Op dat moment brulde het beest opnieuw en ik wist dat ik de vlam niet op tijd zou kunnen ontwijken. Ik hoorde Erin schreeuwen. Waarom was dat stomme kind nou niet gewoon weggerend. Nu zou ze dit moeten zien. Net op het moment dat ik de wereld vaarwel zei kwam er iets met grote kracht tegen me aan, maar het was geen vuur. Ik viel achterover op de grond en herkende de geur van shampoo die een paar seconden nog zo dichtbij was geweest. De ene seconde lag Erin bovenop me, de volgende stond ze overeind en greep ze mijn pols. "Kom op!" riep ze en ik volgde haar gehoorzaam. Ik was te verbouwereerd om vragen te stellen, en het gebrul van de chimera achter me gaf me andere dingen om me druk over te maken. Toen we bij de lift waren wilde ik stoppen maar Erin trok me verder. "Te langzaam." zei ze ademloos. "We moeten de trap nemen." We renden nog een stukje verder tot we de grote marmeren trap bereikten. Vlammen schroeiden een paar plukjes van mijn haar. Het beest was te dichtbij. Lopen zou te lang duren. Zonder erbij na te denken tilde ik Erin weer op en sprong op de brede houten trapleuning. "Hou je vast!" riep ik terwijl we over de leuning naar beneden zoefden. In de lobby keken wat mensen verbaasd omhoog naar mij en Erin, maar ze leken verreweg niet freaked-out genoeg voor het feit dat er een levensechte chimera door het hotel rondrende. Was het een grap waar alleen wij niks van af wisten? Dan kwam ik daar vanzelf wel achter. Nu wilde ik maar één ding. Erin zo ver mogelijk bij het afschuwelijke beest vandaan zien te krijgen.
Erin
Het warme water liep langs mijn lichaam en ik kneep het laatste beetje shampoo uit mijn haar. Het geluid dat het water maakte toen het de stenen vloer van de douche raakte was geruststellend en ik bleef nog even staan, met mijn ogen dicht. Het voelde fijn om al het vuil van me af gespoeld te hebben en ik voelde me alweer een klein beetje beter. Het was nog steeds zo dat het leek alsof er gisteren een stuk van mijn ziel gescheurd was en er nu een gapend gat zat, wat ik nooit meer zou kunnen vullen en elke keer als ik aan papa dacht deed het bijna fysiek pijn, maar ik was tenminste niet meer op straat en ik had geen dorst meer. Bovendien wist ik dat Doran op me zou passen. Ik wist nog steeds niet zo goed hoe ik daar zo zeker van was, maar ik wist het. Na nog een paar minuten zette ik de douche uit en stapte ik om het muurtje heen, die de douche afscheidde van de rest van de badkamer. Ik pakte een handdoek en droogde mezelf af. Met de handdoek om me heen keek ik in de spiegel. Mijn gezicht was weer schoon. Over mijn wang liep een snee en ik raakte het voorzichtig even aan. Het was aardig diep, maar het bloedde gelukkig niet meer. Afgezien van de snee in mijn knie en mijn drastisch verbrande huid was ik er nog goed vanaf gekomen. Ik trok een badjas aan en liep de slaapkamer in. Doran was voordat ik ging douchen al weggegaan om te praten met Randy en Jae Jung en ik had mijn kleren op mijn bed laten liggen. Tot mijn verbazing lagen die kleren er echter niet meer. Nu lag er een andere stapel kleding. En een briefje. Ik ben je kleren aan het wassen in de wasserette. Ik ben zo snel mogelijk terug, maar in de tussentijd kun je dit wel aantrekken. -Doran. Ik keek even beduusd naar de kleding. Wauw. Dat was heel erg lief van hem. Kennelijk was hij weer teruggekomen toen ik aan het douchen was en had hij toen de kleren omgewisseld. Ik kwam tot de gelukkige ontdekking dat hij mijn ondergoed niet mee had genomen. Dat was nogal ongemakkelijk geweest. Ik deed de kleren vlug aan. Het setje bestond uit een joggingbroek en een blauw flanellen bloesje. Het was veel te groot en ik moest bijna giechelen toen ik in de spiegel keek. Daarna ging ik maar op het bed zitten wachten. Het zou vast niet lang duren voor Doran terug zou komen. Ik prutste een beetje met de onderkant van het bloesje. De tijd ging ontzettend langzaam. Ik ging voorzichtig met mijn hand door mijn haren, maar ik kwam niet ver. Er zaten na het douchen misschien nog wel meer klitten in dan daarvoor. Ik keek aarzelend naar Dorans tas. Kon ik daarin zoeken naar iets van een kam of was dat erg onbeleefd? Ik wachtte nog even op het bed en bleef aarzelend naar de tas kijken. Na een tijdje besloot ik toch te kijken. Het duurde niet lang voordat ik een kam had gevonden en ik ging aan het bureau in de kamer zitten waar een spiegel achter hing. Het duurde lang voordat de klitten uit mijn haar waren verdwenen en het deed ook telkens een beetje pijn. Toen het haar glad was en het niet meer aan elkaar vast zat met knopen, begon ik een kleine vlecht te maken aan de rechterkant. Dat deed ik toen ik klaar was ook aan de linkerkant en daarna liet ik ze aan de achterkant bij elkaar komen. Nu viel mijn haar niet meer vervelend in mijn ogen, maar het zat ook niet helemaal vast. De rest liet ik namelijk los hangen. Ik had geen elastiekje om de vlecht mee vast te maken, dus draaide ik het haar nog wat beter om elkaar heen zodat het zonder ook bleef zitten. De kam was nat geworden van mijn haar en ik maakte hem droog, voordat ik hem weer terugstopte waar ik hem gevonden had. Daarna ging ik in kleermakerszit op het bed zitten. Toen ik net zat, deed Doran de deur open met mijn kleren in zijn hand.
Raiden
Mairin keek me aan en leek mijn gedachten te raden. Alsof het getimed was zei Chiron op dat moment "Mairin, Raiden?" Ik slaakte een diepe zucht. Als het op reddingsacties aankwam waren Mairin en ik dikwijls de pineut. Maar ondanks mijn tegenzin wist ik dat een eenzame Demigod in de grote stad het niet lang vol zou houden. Het was een kwestie van tijd voordat ze weer aangevallen zou worden. Ik sloot dus mijn ogen en knikte vermoeid naar Chiron. "Waar zoeken we naar?" Chiron keek naar Bob, die het vuil uit zijn vacht streek en ons ernstig aankeek. "Haar naam is Erin Gleave. Ze is vijftien jaar oud en ze is dus in Atlanta. Ze is blond, klein, grijze ogen, en verscheurde kleding." Ik knikte zakelijk. "Atlanta hè? Dan kunnen we maar beter snel gaan. Gaan we per Pegasus?" Ik wierp een blik op Mairin, die dat duidelijk de meest aantrekkelijke optie vond. Ze hield niet van vliegen, omdat ze bang was dat mijn vader haar zijn rijk uit zou gooien, maar ze was dol op paarden. En ik bedoel niet op zo'n manegemeisjes-manier. Ik bedoel dat ze er hele gesprekken mee heeft, en de beesten praten blijkbaar nog terug ook. Chiron schudde zijn hoofd en de teleurstelling droop van Mairin's gezicht. "Atlanta is veel te ver weg. Je zou de Pegasi volledig uitputten, en hoe komt de nieuweling dan terug?" Ik knikte begrijpend en reikte in mijn broekzak naar mijn autosleutels. "Rijden dan maar." het was meer een contstatering dan een vraag, maar opnieuw schudde Chiron heftig zijn hoofd. "Raiden, Atlanta is twee dagen rijden. De monsters zijn het meisje nu op het spoor. Zonder jullie hulp overleeft ze het nooit twee dagen lang." Mairin trok wit weg. "Dan is de optie die overblijft..." zei Chiron met een bezorgde blik op het meisje. "Ja, oké." zei ze, met een knikje. "Vliegen. Geeft niks. Doen we. Jup." Ik grinnikte zachtjes. Mairin hield zich groot, maar je zag duidelijk dat ze het in haar broek deed. "Relax." zei ik rustig. "Zeus mag dan een hekel aan je hebben, maar hij zal een vliegtuig waar zijn eigen zoon in zit echt niet om laten neerstorten hoor." Op dat moment hoorden we het in de verte dreigend donderen. Mairin maakte een klein sprongetje van schrik. "Bluf." zei ik droog, maar Mairin leek niet volledig gerustgesteld. Dionysus kwam aanlopen en zei wat tegen Chiron. "Jullie vlucht gaat om tien over halfnegen." zei hij kalm. "Tickets zijn al geboekt en Argus wacht voorbij de heuvel met de bus. Zijn jullie er klaar voor?" Mairin knikte, nog steeds dapper proberend haar angst te verbergen. "Geef me twee minuten om Exileos te pakken." bromde ik. "We eten op het vliegveld wel." Ik keek naar de lucht. "Sorry, Pa. Geen barbeque vandaag." De donder klonk opnieuw, harder dit keer. Ik knikte naar Mairin en jogde het paviljoen af, om mijn speer te pakken. Onderweg dacht ik aan de Demigod die nu hulpeloos ronddwaalde in Atlanta en hoopte dat ze nog leefde. Niet dat het me veel kon schelen ofzo, maar het zou een pain in the ass zijn om helemaal voor niks naar Atlanta te vliegen. Toch, er waren waarschijnlijk wel ergere manieren om een zomer op Camp Halfblood te beginnen. Saai was het in ieder geval niet.
Mairin
Zo'n beetje iedereen was nu gearriveerd op Camp Halfblood en iedereen was bezig de goede bedden te veroveren. Natuurlijk was dat voor mij nooit een probleem. Ik was de enige die in Cabin Three sliep tegenwoordig. Mijn halfbroer Percy was een paar jaar geleden vertrokken van kamp. Hij kwam soms nog wel eens terug, zo'n twee keer per jaar, en dan deelde ik de cabin met hem. Maar meestal was ik gewoon alleen. Ik zat op de rand van de fontein die in de hut stond. De grote scheur die Percy erin had gemaakt toen hij hier nog kampeerde, was kortgeleden gerepareerd, zodat ik deze winter met mijn moeder kon communiceren door middel van een Iris boodschap. Mijn vingers bewogen voorzichtig in het koele, zoute water. Zo. Het was bijna tijd om te gaan eten. Misschien moest ik maar eens richting het diner paviljoen gaan. Ik trok mijn hand voorzichtig uit het water en liep vrolijk naar de deur. Toen ik buitenkwam, waren veel kampeerder al onderweg. Waarschijnlijk konden ze de barbeque van de nymphen al ruiken. Ik werd ingehaald door een stel giechelende Aphrodite meisjes die ik me niet kon herinneren van vorig jaar. Ik had sowieso redelijk wat nieuwe gezichten gezien dit jaar. Maar ja, naar mijn mening was Camp Halfblood een van die plekken waar 'hoe meer zielen, hoe meer vreugd' goed op toepasbaar was. De tafel van Hermes was alweer goed gevuld. Ik zwaaide even naar Ronan en Fae die zo te zien nog flink aan het bijpraten waren en ging toen aan mijn tafel zitten. Net zoals bij mijn cabin, was dit ook een gedeelte van het kamp dat ik alleen moest doorstaan. Soms vond ik dat vervelend. Eigenlijk vond ik het meestal vervelend. Maar er was een regel dat je niet bij een tafel van een andere god of godin dan je eigen ouder mocht zitten en deze regel werd streng nageleefd. Ik keek even vanuit mijn ooghoek naar een tafel ietsje verderop die nog helemaal niet bezet was. Normaal gesproken was die ook niet vol, maar zat er tenminste nog één persoon. Raiden was echter nergens te bekennen. Ik draaide een beetje ongeduldig aan het armbandje dat om mijn pols hing. De witte schelpen waren vroeger redelijk ruw geweest, maar ik zat er zo vaak mee te prutsen, dat ze nu steeds gladder werden. Mijn maag knorde zachtjes. Nog even en we zouden kunnen gaan eten. Nu kwam Raiden ook aangelopen. Hij zag eruit alsof hij de hele dag aan het trainen was geweest in de arena. Dit was waarschijnlijk ook het geval. Maar Raiden was niet de enige die het paviljoen op kwam. Achter hem verscheen nu ook een gestalte. Alleen had deze wat meer haast. Zijn geitenpootjes bewogen snel en vertrapten alle grassprietjes die ze tegenkwamen met geweld. Ik keen nieuwsgierig zijn kant op. Als ik me niet vergiste, heette deze satyr Bob. Bob was een van de satyrs die buiten Camp Halfblood werkte en die de demigods die nog niet wisten dat ze een demigod waren in de gaten hield. Er was vast iets spannends gebeurd, aan zijn gehaaste en geschokte gezicht te zien. Hij haalde Raiden in en bijna tegelijk kwamen ze bij het paviljoen aan. Satyr Bob viel op de grond op het moment dat zijn hoeven de stenen raakten. Chiron was al opgestaan en ging in een drafje naar hem toe. Alle demigods waren ondertussen stil geworden, zelfs de Aphrodite tafel, die hiervoor nog vrolijk aan het roddelen waren geweest en iedereen keek ingespannen naar Bob. "Demi... Demigod..." hijgde hij. Meer kon hij niet uitbrengen. Hij was net weer een beetje overeind gekomen. "Geef hem iets te drinken." zei Chiron vlug tegen een van de Hephaestes kinderen die toevallig in de buurt was. Deze kwam aanzetten met een glas water, die Bob vlug en gulzig opdronk. Hij werd overeind geholpen door Chiron. Hij liet hem een tijdje op adem komen en nog wat drinken. "Wat is er gebeurd?" vroeg hij toen. Zijn stem klonk serieus. "Demigod in Atlanta, aangevallen door een Nemeïsche leeuw. Het was gisteravond." Bob hijgde nog steeds een beetje. "Ik ben zo snel gekomen als ik kon. Ik raakte haar kwijt in alle hectiek. Haar vader is er slecht aan toe en ligt in het Emory University Hospital. Waarschijnlijk loopt ze nu alleen rond in Atlanta." Bob zag eruit alsof hij erg was geschrokken door de aanval van de leeuw. Een verdwaalde en gedesoriënteerde demigod was nooit een goed iets. Ze liepen veel gevaar en moesten zo snel mogelijk gevonden worden en daarna naar Camp Halfblood worden gebracht. Meestal betekende dat een missie voor de kampeerders. Het was niet zozeer een quest. Er kwam geen Orakel aan te pas, maar een reddingsmissie was bijna net zo belangrijk. Er waren twee kampeerders die vaak dit soort klusjes op moesten knappen. Ik keek naar Raiden, die nog in de buurt van Bob en Chiron stond. Hij keek precies op dat moment ook naar mij.
donderdag 21 februari 2013
Doran
Erin stond erop dat ik haar zelf naar de auto liet lopen, maar ik hield haar scherp in de gaten, voor het geval ze weer om zou vallen. Ik vroeg me af of haar vader echt dood was. Arm meisje. Had ze dan geen moeder. Bij de auto bleef ze staan. Jae Jin zat nu op de achterbank, Randy was in de bijrijderstoel gaan zitten. Ik trok het portier open en wees met mijn duim naar de achterbank. "Ik dacht het niet vriend. Ik heb net 3 uur achterin gezeten, voorlopig zit ik shotgun." Ik wierp een blik op Erin en keek Randy smekend aan. "Kom op man, zie je niet hoe ze er aan toe is?" Randy sloeg zijn armen over elkaar. "Ja, ik zie het oké? Vochtige puppy-oogjes, warrig sexhaar, ze heeft dat hele lost-kitten-ding over zich, en jij bent een sucker voor die shit. Ik snap het, man. Maar dat geeft haar geen shotgun-privileges, vriend." Ik slaakte een diepe zucht. "Randy, kom op. Wees een man." Het was een belachelijke uitspraak maar het werkte meestal goed op Randy's eergevoel. Vandaag, echter, leek daar niet veel van over te zijn. Randy bleef zitten met zijn armen over elkaar geslagen, als een rebelse puber. "Je hebt een keuze hier, Randy. Of je verhuist gewillig naar de achterbank met Jae Jung, óf je mag de rest van je leven doorbrengen in een Target in de subsurbs van Atlanta." Randy's ogen lichtten op bij het woord 'Target'. "Dude. We hebben nog helemaal geen bier! Dat is waarvoor we hier gekomen zijn!" Ongelofelijk. Die idioot was gewoon nog steeds met alcohol bezig terwijl er hier een meisje stond die misschien net wees was geworden. "Maak het nou niet verlijdelijker dan het al is om je hier achter te laten, Rando." siste ik met opeen geklemde kaken. Randy vernauwde zijn ogen even, maar liet zijn armen toen zakken. "Whatever, man." mompelde hij, terwijl hij eindelijk uit de bijrijdersstoel stapte, en tot mijn lichte teleurstelling naar het achterportier van mijn auto reikte. Ik hield de autodeur open voor Erin en gebaarde dat ze in kon stappen. Ze deed een paar stappen in de richting van de auto, maar aarzelde toen zichtbaar. "Niet bang zijn." zei ik zachtjes. Vanuit mijn ooghoeken zag ik Randy met zijn ogen rollen, maar ik besteedde er geen aandacht aan. "Ook niet voor die twee. Het zijn idioten, maar ze zullen je geen kwaad doen, oké? Daar zorg ik voor." Ik wierp een extra waarschuwende blik naar Randy, en dat leek haar enigszins gerust te stellen. Met de gratie en voorzichtigheid van iemand die inbreekt in een kunstmuseum en de sensors probeert te ontwijken hees ze zich in mijn auto en trok de veiligheidsgordel over zich heen.
Ik duwde het portier dicht en liep om de auto heen, waar ik achter het stuur stapte en de sleutel, die nog altijd in het contact zat, omdraaide. Net toen de motor startte besefte ik dat ik niet zo goed wist waar ik naartoe ging. "Ehm... Ik denk dat we het beste naar Atlanta kunnen gaan en een hotel kunnen zoeken. Dan kun je lekker lang douchen en die wond op je knie schoonmaken. Dan kijken we daarna wel verder, oké?" Erin schudde wild haar hoofd. "Niet naar Atlanta, ik wil niet terug..." Ik wierp een vlugge blik op de kaart die op mijn dashboard lag. "De volgende stad is een paar uur rijden... Luister, het is alleen voor vandaag. En wij zorgen ervoor dat je niks meer overkomt." Erin zuchtte. "Ik heb geen geld voor een hotel." Ik lachte meelevend. "Daar hoef jij je niet druk over te maken." zei ik simpel. Ik had het hele jaar hard gewerkt en flink gespaard voor mijn rijbewijs, mijn auto, en de road trip. De eerste twee hadden mijn ouders op het laatste moment betaald, als verlaat verjaardagscadeau, dus had ik best wel veel geld over. "Dude" riep Randy vanuit de achterbank. "Ga je serieus ons biergeld verspillen aan een hotelkamer voor je nieuwe zwerfkitten?" Ik bleef naar Erin kijken en vocht om mijn glimlach intact te houden. "Nee." zei ik rustig. "Ik doe met mijn geld, wat nooit voor jouw bier bestemd was, wat ik ermee wíl doen." Erin sloeg haar ogen neer. "Hij heeft gelijk. Je hoeft je geld niet aan mij uit te geven." Ik lachte even en schudde mijn hoofd. "Lieve Erin; les één over Randy. Randy heeft nóóit gelijk. Neem dat maar van mij aan. En maak je geen zorgen. Je kan een kamer met mij delen." Randy maakte wat verontwaardigde geluiden. "Met vrijstaande bedden, natuurlijk." voegde ik er snel aan toe, toen ik Erin's gezichtsuitdrukking zag. Geloof me, je zou me een plezier doen. Denk je dat ik zin heb met die twee op een kamer te slapen?" Tot mijn grote verbazing brak er dit keer een echte glimlach door op het met vuil en bloed besmeurde gezicht van Erin. Het was nog wat waterig en onzeker, maar het was sowieso een glimlach. Ik glimlachte nog wat breder terug. "Precies." zei ik met een knipoog. "D-man, ik zou het erg op prijs stellen als je mij niet groepeerde met de Randinator." zei Jae Jung op bloedserieuze toon. "Te laat, Jae Jun." zei ik, terwijl ik gas gaf en de parkeerplaats afreed in mijn nieuwe auto met mijn nieuwe rijbewijs, met naast me een diep getraumatiseerd meisje, en achter me de twee jongens die ik een paar uur geleden nog als mijn beste vrienden had beschouwd. Toegegeven, met Randy was ik nooit echt close geweest, maar dat hij zó egoïstisch en tactloos was wist ik niet. Ik had ooit gehoord dat een road trip de ultieme manier was om je vriendschap met iemand te testen, en terwijl de skyline van Atlanta in zicht kwam vroeg ik me ernstig af of mijn vriendschap met Randy en Jae Jung die test zou overleven.
Ik duwde het portier dicht en liep om de auto heen, waar ik achter het stuur stapte en de sleutel, die nog altijd in het contact zat, omdraaide. Net toen de motor startte besefte ik dat ik niet zo goed wist waar ik naartoe ging. "Ehm... Ik denk dat we het beste naar Atlanta kunnen gaan en een hotel kunnen zoeken. Dan kun je lekker lang douchen en die wond op je knie schoonmaken. Dan kijken we daarna wel verder, oké?" Erin schudde wild haar hoofd. "Niet naar Atlanta, ik wil niet terug..." Ik wierp een vlugge blik op de kaart die op mijn dashboard lag. "De volgende stad is een paar uur rijden... Luister, het is alleen voor vandaag. En wij zorgen ervoor dat je niks meer overkomt." Erin zuchtte. "Ik heb geen geld voor een hotel." Ik lachte meelevend. "Daar hoef jij je niet druk over te maken." zei ik simpel. Ik had het hele jaar hard gewerkt en flink gespaard voor mijn rijbewijs, mijn auto, en de road trip. De eerste twee hadden mijn ouders op het laatste moment betaald, als verlaat verjaardagscadeau, dus had ik best wel veel geld over. "Dude" riep Randy vanuit de achterbank. "Ga je serieus ons biergeld verspillen aan een hotelkamer voor je nieuwe zwerfkitten?" Ik bleef naar Erin kijken en vocht om mijn glimlach intact te houden. "Nee." zei ik rustig. "Ik doe met mijn geld, wat nooit voor jouw bier bestemd was, wat ik ermee wíl doen." Erin sloeg haar ogen neer. "Hij heeft gelijk. Je hoeft je geld niet aan mij uit te geven." Ik lachte even en schudde mijn hoofd. "Lieve Erin; les één over Randy. Randy heeft nóóit gelijk. Neem dat maar van mij aan. En maak je geen zorgen. Je kan een kamer met mij delen." Randy maakte wat verontwaardigde geluiden. "Met vrijstaande bedden, natuurlijk." voegde ik er snel aan toe, toen ik Erin's gezichtsuitdrukking zag. Geloof me, je zou me een plezier doen. Denk je dat ik zin heb met die twee op een kamer te slapen?" Tot mijn grote verbazing brak er dit keer een echte glimlach door op het met vuil en bloed besmeurde gezicht van Erin. Het was nog wat waterig en onzeker, maar het was sowieso een glimlach. Ik glimlachte nog wat breder terug. "Precies." zei ik met een knipoog. "D-man, ik zou het erg op prijs stellen als je mij niet groepeerde met de Randinator." zei Jae Jung op bloedserieuze toon. "Te laat, Jae Jun." zei ik, terwijl ik gas gaf en de parkeerplaats afreed in mijn nieuwe auto met mijn nieuwe rijbewijs, met naast me een diep getraumatiseerd meisje, en achter me de twee jongens die ik een paar uur geleden nog als mijn beste vrienden had beschouwd. Toegegeven, met Randy was ik nooit echt close geweest, maar dat hij zó egoïstisch en tactloos was wist ik niet. Ik had ooit gehoord dat een road trip de ultieme manier was om je vriendschap met iemand te testen, en terwijl de skyline van Atlanta in zicht kwam vroeg ik me ernstig af of mijn vriendschap met Randy en Jae Jung die test zou overleven.
Erin
Ik keek aarzelend omhoog, naar de groene ogen van de jongen. Het leek in mijn hoofd heel logisch om gewoon niks te zeggen. Waarom zou ik aan een wildvreemde jongen die ik nog nooit eerder had gezien vertellen wat er afgelopen nacht gebeurd was? Hij zou het bovendien toch niet geloven. Ik geloofde het zelf niet eens. Bovendien wist ik niet zeker of ik het verhaal kon vertellen zonder weer compleet in te storten. Maar toch was er iets in me dat heel erg graag aan hem wilde vertellen wat er aan de hand was. Want ookal leken zijn vrienden te bestaan uit nare perverts en hematofobische Aziaten, hij had zelf alleen nog maar aardig tegen me gedaan. Hij had me water gegeven en nu bood hij me een luisterend oor aan. En volgens mij was dat iets wat ik nu best eens heel hard nodig zou kunnen hebben. Bovendien zat er iets geruststellends in zijn ogen, waardoor ik al begon te praten voordat ik het goed en wel door had. "Ik ehm.. Ik ging met mijn vader naar Atlanta. Hij had verhuisplannen en we zouden gaan kijken naar een appartement." De jongen knikte even als teken dat hij nog luisterde. Ik slikte even en beet op mijn lip. Ik kon niet het hele verhaal vertellen. "Toen we er bijna waren... Stond er iets op de weg. Mijn vader moest uitwijken en de auto... Hij crashte. Ik kon nog net weg komen en toen ben ik hierheen gelopen. Maar mijn vader is niet... Hij..." Ik haalde schokkerig adem en voelde hoe de traan over mijn wangen gleed. De jongen leek even te aarzelen, maar legde toen toch voorzichtig zijn hand op mijn schouder. "Ik durfde niet... Ik durf niet meer terug. Ik kan niet meer... terug." Het besef raakte me opnieuw en het voelde alsof iets in me doormidden brak waardoor ik niet meer normaal kon functioneren. Het was alsof er een knop in mijn hoofd om was gegaan waardoor ik van niet-oké-maar-in-staat-te-functioneren tot huilend-hoopje-mens was gegaan. Mijn schouders schokten heftig en ik had het gevoel dat ik mezelf bij elkaar moest houden, maar het niet lukte. Dat ik het niet meer kon. Ik had het gevoel dat ik het ook nooit meer zou kunnen. Opeens maakten mijn schouders minder wilde bewegingen en voelde ik me weer wat meer bij elkaar geraapt. Twee warme, stevige armen waren om me heen geslagen. Een zacht gesus bereikte mijn oren en maakte me rustiger. Ik snakte nog een paar keer naar adem. "Hij komt nooit meer terug." kon ik nog net fluisterend uitbrengen. "Ik ben alleen." De soepele vingers aaiden voorzichtig en kalmerend door mijn haar dat vol klitten en vuil zat. Ik weet niet hoe lang ik daar zo heb gezeten, maar na een tijdje werd ik weer wat rustiger en maakte ik me los uit de armen. Ik veegde de tranen uit mijn ogen. Mijn hele gezicht prikte van de combinatie van stof en de zonnebrand die ik had opgelopen op de parkeerplaats. Ik durfde niet zo goed weer in de groene ogen te kijken en ik keek een beetje beschaamd naar de grond. "Je bent niet meer alleen." zei hij opeens na nog een korte stilte. Een beetje verbaasd keek ik toch omhoog. Hij keek bezorgd, maar glimlachte geruststellend. Zijn hand lag nog op mijn bovenarm. "Ik laat je niet meer alleen, totdat ik zeker weet dat je op een goede plek bent. En dat je veilig bent." zei hij vastberaden. Ik wist niet zo goed wat ik daarop moest zeggen. Aan de ene kant was ik ontzettend opgelucht, maar aan de andere kant kende ik deze jongen helemaal niet en ook al leek hij de beste bedoelingen te hebben en oprecht bezorgd te zijn, van zijn vrienden wist ik dat nog niet zo zeker. Toch knikte ik een beetje aarzelend. "Dankjewel." wist ik met moeite uit te brengen. De jongen knikte even kort en glimlachte toen bemoedigend. "Ik ben trouwens Doran. Doran Wheatgrass. Wat is jouw naam?" vroeg hij vriendelijk. Ik probeerde de glimlach te beantwoorden, maar het was nog wel een beetje trillerig. "Erin Gleave." zei ik. Mijn stem trilde ook nog. "Erin... Dat is een mooie naam." zei Doran en hij kneep even zachtjes in mijn schouder. "Vind je het een goed idee om een plek te zoeken waar je je even op kunt frissen en we naar je knie kunnen kijken? Dan zien we daarna wel weer verder." Zijn stem was rustig en het kalmeerde me. Ik knikte dan ook maar. Ik vond het fijn om me even nergens druk om te maken en ik had het gevoel dat Doran goed op me zou letten. Hij gaf me het gevoel dat ik veilig was en dat gevoel had ik de afgelopen vierentwintig uur ontzettend gemist.
Doran
"Oh, Doran zet hem harder!" riep Randy ethousiast vanaf de achterbank toen het intro van Franz Ferdinand's Take Me Out zich aankondigde. Gehoorzaam stak ik mijn hand uit en draaide ik de knop omhoog, waarna ik snel mijn hand terugbracht naar mijn stuur. Ik had nog niet zo lang mijn rijbewijs en wilde niet meteen mijn auto in de prak rijden. Randy trok zich naarvoren aan de hoofdsteun van mijn stoel en zong luidkeels met het nummer mee. Jae Jung, die shotgun zat, speelde gepassioneerd luchtgitaar. Ik lachte en drumde op mijn stuur. We waren al drie dagen onderweg, maar de vakantiestemming zat er nog steeds goed in. Maandenlang hadden Randy, Jae Jun en ik uitgekeken naar onze road trip naar Florida, en ik kon nog steeds niet geloven dat het nu echt gebeurde, en dat ik achter het stuur van mijn eigen auto zat.
"Hij moet zo wel zachter." zei ik lachend. "We zijn bijna in Atlanta. Dan komen we in de bebouwde kom." "Wat kan jóu dat nou schelen D-man?" vroeg Randy. "Dit nummer is te gek, je doet al die oude vrouwtjes een plezier!" Hij leunde voorover, half over Jae Jun's schouder heen en draaide de radio nóg harder. "Kom op Rando," zei ik lachend, terwijl ik de knop weer terugdraaide. "Ik heb pas net mijn papiertje. Ik wil niet meteen worden gearresteerd voor geluidsoverlast. Randy liet zich weer in de achterbank zakken en gooiden zijn benen omhoog, zodat zijn Nike Air Max op de rugleuning van mijn stoel rustten. "Jeetje D-man. Ik dacht niet dat je gelijk saai en verantwoordelijk zou worden als je je rijbewijs had. Dan vond ik je leuker zonder." Ik duwde zijn voeten van mijn stoel af zonder om te kijken. "Er zit nog aardig wat nuance tussen, saai en asociaal Rando." Randy haalde zijn schouders op. "Whatever." mompelde hij, terwijl hij half in de kofferbak kroop. "Hé D-man! Het bier is op!" Ik probeerde een zucht te onderdrukken. Randy zover krijgen om een gordel om te doen zat er waarschijnlijk niet in. Jae Jun keek verbaasd over zijn schouder. "Wat? Nu al? We hadden een een heel krat!" Randy ging weer zitten en ik zag hem grijnzen in mijn achteruitkijkspiegel. "Waar dacht je dan dat D-man voor stond JJ? We zijn met een DrunkDude op stap, man." Ik schudde mijn hoofd. "Nee man, ik heb gister een half biertje gehad, that's it. Je denkt toch niet dat ik beschonken achter het stuur kruip?" Randy stak zijn hand in de lucht en imiteerde er een pratend persoon mee. "Ik zie je lippen bewegen D-man, maar ik hoor alleen maar sissypants-talk! Minder bullshit, meer bier!" Jae Jun sprong op in zijn stoel. "D-man! Target gesignaleerd over 100 meter!" "Bier!" brulde Randy. Ik zuchtte even en draaide de afslag in. Randy en Jae Jun waren aardige jongens hoor, maar ik was het niet zo eens met hun ideeën over het niet nodig zijn van verantwoordelijkheid en rekening houden met je medemens. Daarnaast was Randy een beetje vervelend als hij aangeschoten was. En dat was ie... regelmatig. Ik reed de parkeerplaats op en in de verte doemde het beige-achtige gebouw van de Target op. Het was nog vroeg en de gigantische parkeerplaats was vrij leeg. Er stonden maar een paar auto's en ergens op een lege parkeerplaats lag een bundeltje kleding. Ik besloot zo dicht mogelijk naar het gebouw toe te rijden zodat we minder ver met kratten bier hoefden te sjouwen. Ondertussen naderde ik het bundeltje kleren. Dat een hoofd bleek te hebben. "Dude." mompelde Jae Jun. "Ligt het aan mij of ligt er daar een outgepassede blondine voor het oprapen?" "Gratis crackhoer!" riep Randy enthousiast. "Finders keepers, amiright boys?" Ik kneep mijn ogen halfdicht en tuurde naar de gehavende gedaante op het uitgestorven parkeerterrein. "Hou je broek aan Rando, volgens mij is het nog een kind." Ik probeerde de bezorgdheid in mijn stem enigszins te verbergen, maar parkeerde mijn auto dichtbij het meisje op de grond en gooide mijn portier open. De felle zon brandde meteen op mijn hoofd en schouders en mijn bezorgdheid over het mysterieuze meisje verdriedubbelde. Ze lag op haar rug en bewoog niet. Ik liet me op mijn knieën zakken en raakte voorzichtig haar schouder aan. "Ehm... hallo?" zei ik wat onhandig, terwijl ik haar voorzichtig door elkaar schudde. "Leeft het nog?" klonk Randy's stem vanuit de auto. Ik negeerde hem en draaide het meisje voorzichtig om. Ze was ouder dan ik vanaf een afstandje gegokt had, een jaar of vijftien, zestien. Ik keek er alvast tegenop wat Randy zou zeggen als hij die ontdekking deed. Ze was er ook erger aan toe dan ik verwacht had. Haar gezicht was lijkbleek en over haar linkerwang liep een diepe snee. Ze was gloeiend heet, alsof ze koorts had, wat ma enigszins geruststelde. Om zeker te zijn legde ik mijn vingers voorzichtig tegen haar pols. Ze leefde nog. "En?" vroeg Randy, die aan kwam lopen met zijn handen in zijn zakken. "Heeft het een beetje een goedgevulde beha?" Ik draaide mijn hoofd naar Randy toe en kneep het dunne polsje in mijn hand bijna fijn uit frustratie. "Serieus, Randy? Het kind is halfdood, en alles waar jij aan denkt is haar cupmaten? Maak jezelf nuttig en pak wat te drinken voor haar. Randy haalden zijn handen uit zijn zakken en stak ze dramatisch in de lucht. "Dude, ik zeg toch net, het bier is op!" "Geen bier, idioot! Ze heeft water nodig!" riep ik, mijn geduld verliezend. "Jae Jung, die inmiddels buiten de auto stond en onderzoekend deze kant op keek, kwam in beweging en viste een flesje Evian uit de kofferbak. "Denk je echt dat het een crackhoer is?" vroeg hij met een mengeling van nieuwgierigheid en, godzijdank, bezorgdheid. "Natuurlijk niet." zei ik, terwijl ik het water van hem aannam en de dop van de fles draaide. Voorzichtig tilde ik haar hoofd op en zette de fles aan haar lippen. Het eerste water stroomde nutteloos over haar kin, maar na een paar seconden kwam er beweging in het tengere lichaampje, en begon het meisje guldig naar het water te happen. "Wow, wow, rustig." zei ik zachtjes, terwijl ik het flesje wegtrok om het meisje de kans te geven te slikken en even adem te halen. Een paar opmerkelijke, stormachtig grijze ogen gingen open en keken verward op zich heen. "Wacht... Waar- Wie zijn-" haar stem klonk rasperig en ik stak sussend mijn hand op en bood haar het flesje weer aan. "Ssh... Drink, maar niet te snel." Ze keek wat schichtig naar het flesje en sloeg het toen weg. "Nee..." zei ze zwakjes. "Nee, laat me met rust." Ze probeerde me van zich af te duwen, maar ik was bang dat als ik haar los zou laten, ze zo weer op de harde tegels zou vallen. "Pff, ze is nauwelijks bij positieven en ze speelt nu al hard-to-get." zuchtte Randy "Weet je zeker dat dit de moeite waard is, D-man?" "Randy, doe me een plezier, pak je gameboy en laat je de komende drie kwartier niet zien." zei ik zonder achterom te kijken. Het meisje leek te schrikken van de ingehouden woede in mijn stem en haar zwakke protest nam toe in kracht. Randy rolde met zijn ogen en liep terug naar de auto. "Let niet op hem." zei ik zachtjes. "We zullen je geen pijn doen, dat beloof ik, maar je bent uitgedroogd, maar je moet echt iets drinken." Jae Jung begreep de hint en rende struikelend naar de auto om een nieuw flesje water te pakken. "Laat me los." zei het meisje langzaam. Het was een smeekbede, meer dan een bevel. Ze keek me wanhopig aan met die grote grijze ogen en ik voelde een brok in mijn keel. Wat was er met haar aan de hand. "Alleen als je belooft niet om te vallen." Een voorzichtig glimlachje kroop over haar gezicht en het meisje knikte. Op mijn hoede trok ik langzaam mijn armen weg, en bijna stortte ze meer in, maar ik greep haar net op tijd bij haar schouders. "Het gaat wel. Echt." Haar stem klonk al iets krachtiger. Ze ondersteunde zich nu met haar handen, en toen ik haar opnieuw losliet, bleef ze overeind zitten, zij het met moeite. Jae Jun gaf haar een nieuw flesje water en ze probeerde de dop open te draaien. Dat kostte hog net iets tevee kracht. Beschaamd keek ze naar de grond. "Geef maar." zei ik, terwijl ik het flesje voorzichtig uit haar handen pakte en in één beweging het dopje losdraaide. Toen het eenmaal open was gaf ik haar het flesje weer aan en ze keek me wat onzeker aan. "Ga je gang. Het is net open, ik heb geen tijd gehad het te vergiftigen." Opnieuw de mini-glimlach. Ik glimlachte terug en het meisje zette de fles aan haar lippen en begon gulzig te drinken. Terwijl ze doorslikte kwam er weer wat kleur terug in haar gezicht en ging ze iets minde trillen. Met een zucht van opluchting contstateerde ik dat zo voornamelijk gewoon uitgedroogd was geweest. Nu pas viel het me op dat haar knie onder het bloed zat. Haar kleuren waren vies en gescheurd en haar blonde haar was een bende. Toen ze het flesje leeghad haalde ze een paar keer diep adem, ving mijn blik, en keek snel weer naar de grond. "Heb je genoeg gehad?" vroeg ik, met een blik op Jae Jun, die klaar stond om terug te racen naar de auto. "Wil je misschien iets eten ofzo?" Het meisje schudde haar hoofd. "Dankjewel." zei ze zachtjes. Haar stem kraakte al minder. Ze trok haar knieën op en sloeg haar armen eromheen. Jae Jun zag het bloed op haar knie en trok een gezicht. De arme jongen kon absoluut niet tegen bloed. "Dude." mompelde hij, en ik zag de kleur uit zijn gezicht wegtrekken. "Ik ga even ehm. Tellen hoeveel flesjes water we nog hebben." Ik knikte en kon een grijns niet onderdrukken terwijl Jae Jung terugwankelde naar de auto. Toen hij buiten gehoorsafstand was ging ik in kleermakerszit tegenover het meisje zitten en keek haar onderzoekend aan. "Zo..." begon ik. "Zin om me te vertellen wat er gebeurd is?"
"Hij moet zo wel zachter." zei ik lachend. "We zijn bijna in Atlanta. Dan komen we in de bebouwde kom." "Wat kan jóu dat nou schelen D-man?" vroeg Randy. "Dit nummer is te gek, je doet al die oude vrouwtjes een plezier!" Hij leunde voorover, half over Jae Jun's schouder heen en draaide de radio nóg harder. "Kom op Rando," zei ik lachend, terwijl ik de knop weer terugdraaide. "Ik heb pas net mijn papiertje. Ik wil niet meteen worden gearresteerd voor geluidsoverlast. Randy liet zich weer in de achterbank zakken en gooiden zijn benen omhoog, zodat zijn Nike Air Max op de rugleuning van mijn stoel rustten. "Jeetje D-man. Ik dacht niet dat je gelijk saai en verantwoordelijk zou worden als je je rijbewijs had. Dan vond ik je leuker zonder." Ik duwde zijn voeten van mijn stoel af zonder om te kijken. "Er zit nog aardig wat nuance tussen, saai en asociaal Rando." Randy haalde zijn schouders op. "Whatever." mompelde hij, terwijl hij half in de kofferbak kroop. "Hé D-man! Het bier is op!" Ik probeerde een zucht te onderdrukken. Randy zover krijgen om een gordel om te doen zat er waarschijnlijk niet in. Jae Jun keek verbaasd over zijn schouder. "Wat? Nu al? We hadden een een heel krat!" Randy ging weer zitten en ik zag hem grijnzen in mijn achteruitkijkspiegel. "Waar dacht je dan dat D-man voor stond JJ? We zijn met een DrunkDude op stap, man." Ik schudde mijn hoofd. "Nee man, ik heb gister een half biertje gehad, that's it. Je denkt toch niet dat ik beschonken achter het stuur kruip?" Randy stak zijn hand in de lucht en imiteerde er een pratend persoon mee. "Ik zie je lippen bewegen D-man, maar ik hoor alleen maar sissypants-talk! Minder bullshit, meer bier!" Jae Jun sprong op in zijn stoel. "D-man! Target gesignaleerd over 100 meter!" "Bier!" brulde Randy. Ik zuchtte even en draaide de afslag in. Randy en Jae Jun waren aardige jongens hoor, maar ik was het niet zo eens met hun ideeën over het niet nodig zijn van verantwoordelijkheid en rekening houden met je medemens. Daarnaast was Randy een beetje vervelend als hij aangeschoten was. En dat was ie... regelmatig. Ik reed de parkeerplaats op en in de verte doemde het beige-achtige gebouw van de Target op. Het was nog vroeg en de gigantische parkeerplaats was vrij leeg. Er stonden maar een paar auto's en ergens op een lege parkeerplaats lag een bundeltje kleding. Ik besloot zo dicht mogelijk naar het gebouw toe te rijden zodat we minder ver met kratten bier hoefden te sjouwen. Ondertussen naderde ik het bundeltje kleren. Dat een hoofd bleek te hebben. "Dude." mompelde Jae Jun. "Ligt het aan mij of ligt er daar een outgepassede blondine voor het oprapen?" "Gratis crackhoer!" riep Randy enthousiast. "Finders keepers, amiright boys?" Ik kneep mijn ogen halfdicht en tuurde naar de gehavende gedaante op het uitgestorven parkeerterrein. "Hou je broek aan Rando, volgens mij is het nog een kind." Ik probeerde de bezorgdheid in mijn stem enigszins te verbergen, maar parkeerde mijn auto dichtbij het meisje op de grond en gooide mijn portier open. De felle zon brandde meteen op mijn hoofd en schouders en mijn bezorgdheid over het mysterieuze meisje verdriedubbelde. Ze lag op haar rug en bewoog niet. Ik liet me op mijn knieën zakken en raakte voorzichtig haar schouder aan. "Ehm... hallo?" zei ik wat onhandig, terwijl ik haar voorzichtig door elkaar schudde. "Leeft het nog?" klonk Randy's stem vanuit de auto. Ik negeerde hem en draaide het meisje voorzichtig om. Ze was ouder dan ik vanaf een afstandje gegokt had, een jaar of vijftien, zestien. Ik keek er alvast tegenop wat Randy zou zeggen als hij die ontdekking deed. Ze was er ook erger aan toe dan ik verwacht had. Haar gezicht was lijkbleek en over haar linkerwang liep een diepe snee. Ze was gloeiend heet, alsof ze koorts had, wat ma enigszins geruststelde. Om zeker te zijn legde ik mijn vingers voorzichtig tegen haar pols. Ze leefde nog. "En?" vroeg Randy, die aan kwam lopen met zijn handen in zijn zakken. "Heeft het een beetje een goedgevulde beha?" Ik draaide mijn hoofd naar Randy toe en kneep het dunne polsje in mijn hand bijna fijn uit frustratie. "Serieus, Randy? Het kind is halfdood, en alles waar jij aan denkt is haar cupmaten? Maak jezelf nuttig en pak wat te drinken voor haar. Randy haalden zijn handen uit zijn zakken en stak ze dramatisch in de lucht. "Dude, ik zeg toch net, het bier is op!" "Geen bier, idioot! Ze heeft water nodig!" riep ik, mijn geduld verliezend. "Jae Jung, die inmiddels buiten de auto stond en onderzoekend deze kant op keek, kwam in beweging en viste een flesje Evian uit de kofferbak. "Denk je echt dat het een crackhoer is?" vroeg hij met een mengeling van nieuwgierigheid en, godzijdank, bezorgdheid. "Natuurlijk niet." zei ik, terwijl ik het water van hem aannam en de dop van de fles draaide. Voorzichtig tilde ik haar hoofd op en zette de fles aan haar lippen. Het eerste water stroomde nutteloos over haar kin, maar na een paar seconden kwam er beweging in het tengere lichaampje, en begon het meisje guldig naar het water te happen. "Wow, wow, rustig." zei ik zachtjes, terwijl ik het flesje wegtrok om het meisje de kans te geven te slikken en even adem te halen. Een paar opmerkelijke, stormachtig grijze ogen gingen open en keken verward op zich heen. "Wacht... Waar- Wie zijn-" haar stem klonk rasperig en ik stak sussend mijn hand op en bood haar het flesje weer aan. "Ssh... Drink, maar niet te snel." Ze keek wat schichtig naar het flesje en sloeg het toen weg. "Nee..." zei ze zwakjes. "Nee, laat me met rust." Ze probeerde me van zich af te duwen, maar ik was bang dat als ik haar los zou laten, ze zo weer op de harde tegels zou vallen. "Pff, ze is nauwelijks bij positieven en ze speelt nu al hard-to-get." zuchtte Randy "Weet je zeker dat dit de moeite waard is, D-man?" "Randy, doe me een plezier, pak je gameboy en laat je de komende drie kwartier niet zien." zei ik zonder achterom te kijken. Het meisje leek te schrikken van de ingehouden woede in mijn stem en haar zwakke protest nam toe in kracht. Randy rolde met zijn ogen en liep terug naar de auto. "Let niet op hem." zei ik zachtjes. "We zullen je geen pijn doen, dat beloof ik, maar je bent uitgedroogd, maar je moet echt iets drinken." Jae Jung begreep de hint en rende struikelend naar de auto om een nieuw flesje water te pakken. "Laat me los." zei het meisje langzaam. Het was een smeekbede, meer dan een bevel. Ze keek me wanhopig aan met die grote grijze ogen en ik voelde een brok in mijn keel. Wat was er met haar aan de hand. "Alleen als je belooft niet om te vallen." Een voorzichtig glimlachje kroop over haar gezicht en het meisje knikte. Op mijn hoede trok ik langzaam mijn armen weg, en bijna stortte ze meer in, maar ik greep haar net op tijd bij haar schouders. "Het gaat wel. Echt." Haar stem klonk al iets krachtiger. Ze ondersteunde zich nu met haar handen, en toen ik haar opnieuw losliet, bleef ze overeind zitten, zij het met moeite. Jae Jun gaf haar een nieuw flesje water en ze probeerde de dop open te draaien. Dat kostte hog net iets tevee kracht. Beschaamd keek ze naar de grond. "Geef maar." zei ik, terwijl ik het flesje voorzichtig uit haar handen pakte en in één beweging het dopje losdraaide. Toen het eenmaal open was gaf ik haar het flesje weer aan en ze keek me wat onzeker aan. "Ga je gang. Het is net open, ik heb geen tijd gehad het te vergiftigen." Opnieuw de mini-glimlach. Ik glimlachte terug en het meisje zette de fles aan haar lippen en begon gulzig te drinken. Terwijl ze doorslikte kwam er weer wat kleur terug in haar gezicht en ging ze iets minde trillen. Met een zucht van opluchting contstateerde ik dat zo voornamelijk gewoon uitgedroogd was geweest. Nu pas viel het me op dat haar knie onder het bloed zat. Haar kleuren waren vies en gescheurd en haar blonde haar was een bende. Toen ze het flesje leeghad haalde ze een paar keer diep adem, ving mijn blik, en keek snel weer naar de grond. "Heb je genoeg gehad?" vroeg ik, met een blik op Jae Jun, die klaar stond om terug te racen naar de auto. "Wil je misschien iets eten ofzo?" Het meisje schudde haar hoofd. "Dankjewel." zei ze zachtjes. Haar stem kraakte al minder. Ze trok haar knieën op en sloeg haar armen eromheen. Jae Jun zag het bloed op haar knie en trok een gezicht. De arme jongen kon absoluut niet tegen bloed. "Dude." mompelde hij, en ik zag de kleur uit zijn gezicht wegtrekken. "Ik ga even ehm. Tellen hoeveel flesjes water we nog hebben." Ik knikte en kon een grijns niet onderdrukken terwijl Jae Jung terugwankelde naar de auto. Toen hij buiten gehoorsafstand was ging ik in kleermakerszit tegenover het meisje zitten en keek haar onderzoekend aan. "Zo..." begon ik. "Zin om me te vertellen wat er gebeurd is?"
Erin
Mijn voeten deden pijn en de zon scheen gemeen en heet in mijn nek. Mijn rokje was gescheurd en er zaten gaten in mijn legging. De wond op mijn knie die ik eerder nog niet had opgemerkt, begon nu toch te steken. Ik moest mijn best doen om te blijven lopen, maar lopen was nog altijd beter dan stilstaan. Als ik stilstond had ik tijd om na te denken. Dan moest ik wel nadenken. Zolang ik me concentreerde op het bewegen van mijn benen kon ik de gedachten wegdrukken. Mijn voet bleef hangen achter een stoeptegel en ik viel bijna. Ik kon mezelf nog net overeind houden. Mijn hoofd deed pijn en mijn mond was droog. Ik had al heel lang niets gedronken. De geur van de uitlaatgassen maakten me misselijk. Papa... Ik wilde niet weten wat de leeuw met hem had gedaan. De vraag hoe de leeuw zelfs maar in het wild in de buurt van Atlanta rond liep of hoe de leeuw zo groot had kunnen zijn doemde niet eens meer in mijn hoofd op. Een deel van me wilde omdraaien en teruglopen. De stad uit. Naar de weg waar het was gebeurd, maar ik durfde niet. Ik wilde het onvermijdelijke niet zijn. Hij kon het niet overleefd hebben.. Ik was helemaal alleen. Het enige wat ik kon doen was doorlopen. Ik had geen flauw idee hoe laat het was, maar het was ontzettend warm. Ik moest zorgen dat ik iets te drinken kreeg. Ik kneep mijn ogen even dicht om mijn aandacht bij het lopen te houden en zag weer voor me hoe de leeuw in een vloeiende beweging op onze oude pick-up truck sprong. Hij duwde me uit de auto en ik viel op de grond. Hij was ondertussen ook de auto uitgesprongen en hielp me overeind. "Erin, ga! Ren!" Papa's stem galmde door mijn hoofd. Ik kon mijn voeten niet in beweging brengen. Hij had een stok gepakt en probeerde de leeuw daarmee op afstand te houden. Met zijn andere hand duwde hij me naar achteren. "Ga!" Hij keek me doordringend aan en ik schuifelde naar achteren. De leeuw maakte opeens een sprong en ik schrok. Ik draaide me vlug om en rende zo snel als ik kon weg, richting de hoge, lichtgevende wolkenkrabbers van Atlanta. Ik durfde niet om te kijken en toen ik eindelijk de moed had gevonden om dat wel te doen, was het al te donker om iets te kunnen zien. Ik kon alleen maar doorlopen, want ik durfde niet terug. Hoe bang ik ook geweest was in die nacht, ik zou nu veel geven voor een stukje schaduw. Het bewegen van mijn voeten werkte bijna geruststellend. Zolang ik dat kon blijven doen ging het goed. Ik moest blijven lopen. Zo ver mogelijk weg. Weg van de herinneringen en de gedachten. Opeens verdween het geruststellende regelmatige geschok van mijn voeten die de stenen op de grond raakten. Mijn lichaam bewoog voorover, en het grijze steen kwam steeds dichterbij totdat er een felle pijn door mijn elleboog schoot. Met moeite keek ik om me heen. Ik was op een parkeerplaats. Er waren nauwelijks mensen en de mensen die er waren liepen met een boog om me heen. Ik probeerde op te staan, maar de kracht in mijn benen leek weggeglipt te zijn toen ik de grond raakte. Nu ik geen afleiding meer had van het voortdurende gestap van mijn voeten, voelde ik de leegte pas echt binnendringen in mijn hoofd, tegelijk met de paniek. Ik wist niet waar ik was. Ik had geen huis meer. Ik kon nergens naartoe. Ik was helemaal alleen. Mijn vader was... Ik was hem kwijt. Voor altijd. Ik trok mijn benen naar me toe en sloeg mijn armen eromheen. Ik maakte me zo klein mogelijk en drukte mijn gezicht in mijn knieën. Ik kon de tranen nu echt niet meer buiten houden en ik begon onbedwingbaar te schokken. Ik wist echt niet meer wat ik moest doen.
woensdag 20 februari 2013
Fae
Ik duwde één van mijn tassen in Ronan's handen en gaf hem een klein zetje. "Hier. Maak jezelf eens nuttig." zei ik quasi-bazig. "En veeg je kwijl weg. Je hele kin zit onder." Tot mijn grote genoegen checkte Ronan daadwerkelijk even of zijn kin inderdaad was ondergekwijld. Hij was te verbluft om te protesteren en draagde mijn tas braaf van de heuvel af. "Goed om je te zien, Ro." zei ik met een brede grijns. Hij knikte afwezig. Arme Ronan. De stumper was al twee jaar hopeloos verliefd op Juliette Davidson uit de Apollo-cabin, maar het meisje zelf had geen idee. Vanaf het moment dat ze op Camp Halfblood was aangekomen was Ronan's interesse meteen gewekt, maar hij was pas echt verloren toen hij haar op één van de eerste avonden bij het kampvuur hoorde zingen. En ik zal niet ontkennen dat ze zingt als een Sirene, maar wat wil je, als je vader de God van de muziek is. "Nou, wat heb ik gemist?" vroeg ik, terwijl ik Ronan met mijn elleboog aanstootte. "Wat is er zoal gebeurd afgelopen winter?" Ronan, die Juliette inmiddels uit het zicht verloren was en dus zijn vermogen tot het vormen van coherente zinnen weer hervonden had. "Niet veel. Raiden is op een quest geweest met twee jongens van Hepaestus. Hij kwam terug met een hoorn van de Minotaur, maar dat is alweer twee maanden geleden, dus hij zou zou maar weer terug kunnen zijn. Peleus heeft per ongeluk één van de druivenstokken van Mr. D. in de hens gestoken, dat was wel lachen." Ik grinnik bij de gedachte. "Daar had ik nou wel bij willen zijn." "Dan had je moeten blijven, Fae!" riep Ronan plagerig. Ik zweeg even. Dat was altijd een gevoelig onderwerp. Ik was gek op de zomers op Camp Halfblood, maar ik was ook gehecht aan de winters met mijn moeder. Ronan had niet echt een moeder, en had dus ook niet echt een reden om het kamp te verlaten in de winter. Hij probeerde me regelmatig quasi-spottend over te halen om te blijven, maar ik wilde hem niet in zijn gezicht wrijven dat ik wèl een moeder had, ookal hadden we ook niet altijd de beste band. Inmiddels hadden we het Grote Huis bereikt en de veranda kraakte onder een viertal paardenhoeven. "Chiron!" riep ik blij, terwijl ik op de centaur afrende en hem een knuffel gaf. "Welkom terug, Fae." zei Chiron hartelijk. Mr. D. kwam achter hem het huis uitlopen, in zijn standaard tijgerprint-shirt en keek met een zuur gezicht hoe het kamp zich langzaam weer opvulde met demigods. "Alweer een jaar voorbij?" verzuchtte hij. "Ja." zei Chiron glimlachend. "Wat gaat de tijd toch snel als je plezier hebt, nietwaar Dionysus?" Het was altijd moeilijk te zeggen of hij het sarcasme in Mr. D's niet opmerkte, of er gewoon voor koos het te negeren. Chiron wendde zich weer tot mij en Ronan. "Volgens mij krijgen jullie dit jaar wat nieuwe cabin-genoten, dus wellicht is het verstandig om je plekje in te richten voordat alle goede bedden weg zijn." "Oeh, goed punt." stemde ik in. "Tot vanavond bij het kampvuur!" Chiron zwaaide en Ronan en ik haastten ons naar Cabin Eleven. Een warm gevoel van thuiskomen bekroop me toen ik over de platgelopen drempel van het houten hutje stapte. Mijn vaste bunk, onder die van Ronan, was gelukkig nog niet bezet. Snel gooide ik mijn tas erop, en Ronan zette de tas die hij vast had naast het bed. Ik liet me op het krakkemikkige stapelbed zakken en keek met een gelukzalig gevoel het hutje rond. Er waren inderdaad wat nieuwe gezichten, en een heleboel bekende gezichten. Mijn broers en zussen veerden enthousiast op de versleten mattrassen, voerden de eerste kussengevechten, vertelden elkaar over de winters die ze allemaal apart van elkaar hadden beleefd, en besproken de vele streken die ze deze zomer met de Ares-kampers zouden gaan uithalen. Ik pakte het bobbelige kussen van mijn bed en drukte het tegen mijn gezicht. De vertrouwde geur van vocht en hout en Camp Halfblood die met geen wasmiddel uit de stof te krijgen was vulde mijn longen. "Hmmm." mompelde ik in mijn kussen. "Het is goed om thuis te zijn."
Ronan
Het was nog erg vroeg en het rook naar vroege ochtend. De lucht was oranje gekleurd en er waren een paar kleine wolkjes te zien aan de hemel. Ik had een goed plekje opgezocht zodat ik alle kampers aan kon zien komen. Er was alweer een jaar voorbij gegaan en het was best snel gegaan. De winter was altijd minder spectaculair dan de zomer, wanneer we dingen als Capture the Flag konden doen, maar toch was het wel gezellig geweest dit jaar. Er waren wat meer demigods gebleven dan vorig jaar, omdat er meer monsteraanvallen waren geweest en daardoor waren er ook een paar quests geweest. "Zijn er al mensen?" Mairin Talbot liet zichzelf naast me in het gras vallen. Ze had het oranje Camp Halfblood shirt al aan en haar zwarte haren piekten vrolijk omhoog. "Nope. Maar de bus kan er elk moment zijn." zei ik met een grijns. Ik keek altijd uit naar de zomer. De zomers op Camp Halfblood waren de allerbeste zomers die je je maar kunt wensen. Mairin was naast me ongeduldig grasprietjes aan het uittrekken die ze even later door midden brak. Het duurde een paar minuten, maar toen kwam eindelijk de gele bus aangereden die bestuurd werd door Argus. Toen de bus stil stond, stond ik op en kneep ik mijn ogen samen om te zien wie er allemaal uitstapten. Ik herkende een paar meisjes van Aphrodite's cabin die hun lange blonde haren sierlijk uit hun gezicht veegden en twee jongens van Hephaestus. Argus had de bagageruimte opengedaan en iedereen haalde zijn bagage tevoorschijn. Mairin was ondertussen ook opgestaan en liep richting de bus. Ik stond op het punt haar te volgen, totdat mijn ogen bleven hangen op een specifiek meisje en mijn hart een klein sprongetje maakte. Haar bruine krullen dansten terwijl ze de bus uitstapte en richting de bagageruimte liep. Een glimlach vulde mijn gezicht terwijl ik keek hoe ze haar koffer pakte. Van alles wat de zomer op Camp Halfblood te bieden had, had ik haar het allermeest gemist. Juliette Davidson. Al vanaf dat ze hier kwam, twee jaar geleden, had ik haar leuk gevonden. Alles aan haar gaf me een warm gevoel en ik kreeg kriebels in mijn buik als ze naar me keek. "Geniet je van het uitzicht?" Ik draaide me snel om en keek recht in de vrolijke, blauwe ogen van mijn halfzus, Fae. "Hoe kom jij nou zomaar hier, ik heb je helemaal niet uit de bus zien stappen!" zei ik verbaasd terwijl ik mijn armen om haar heen sloeg in een welkomsknuffel. "Volgens mij keek jij niet de hele tijd alleen maar naar de bus." zei ze plagend. Ik glimlachte en voelde dat ik een beetje rood werd. Na een tijdje lieten Fae en ik elkaar weer los. Ik was blij dat ze er was. Nu kon de zomer pas echt beginnen.
Introductie: Mairin Talbot, Ronan Roverson, Erin Gleave en Pelagos
Naam: Mairin Talbot
Leeftijd: 17
Familie: Haar vader is Poseidon en haar sterfelijke moeder heet Lynda Scott. Lynda is een zeebiologe die zeventien jaar en ongeveer negen maanden geleden werkte aan een onderzoek naar Potvissen. Tijdens dit onderzoek ontmoette ze een knappe man waarmee ze een gepassioneerde relatie kreeg en negen maanden later kwam daar Mairin uit voort. Die man was Poseidon. Mairin heeft verder geen broertjes en zusjes, omdat haar moeder wist wat voor gevaren een Halfblood zou hebben voor andere kinderen.
Uiterlijk: Mairin heeft kort zwart haar en zeegroene ogen. Haar huid is altijd bruin van de zon en ze heeft constant zomersproetjes. Ze is mager, terwijl ze wel ontzettend veel eet. Ze draagt vooral T-shirts en hemdjes en afgeknipte spijkerbroeken met teenslippers of sandalen. Ze gebruikt geen make-up of iets dergelijks en maakt zich over het algemeen niet zoveel zorgen om haar uiterlijk. Ze draagt wel sieraden, zoals een armband met schelpjes die van het strand bij haar huis komen.
Verleden: Mairins moeder was ervan op de hoogte dat haar dochter een Demigod was en daarom heeft ze altijd erg veel maatregelen genomen. Ze had altijd een koffer klaar staan voor als ze halsoverkop moesten vertrekken en was altijd uitermate voorzichtig. Daardoor kwamen er een lange tijd geen gevaarlijke situaties voor. Toen Mairin tien was, was de tocht naar Camp Halfblood toch niet meer te vermijden. Ze werden op een vakantie tripje aangevallen door een stel Stymfalische vogels en overleefden het op het nippertje. Lynda bracht Mairin, met de hulp van een stel Satyrs die eigenlijk altijd in de buurt waren naar Camp Halfblood. Ze is nu dus zeven jaar achter elkaar naar kamp geweest en probeert na de zomer naar huis te gaan. Afgelopen jaar is dat alleen niet gelukt omdat ze meteen aan het begin van het schooljaar weer werd aangevallen. Daarom is ze in dat schooljaar gewoon op Camp Halfblood gebleven.
Persoonlijkheid: Mairin is erg optimistisch en ziet graag het beste in mensen. Ze is vaak vrolijk, maar niet per definitie druk. Ze is een beetje ongeduldig, maar niet ontzettend opvallend ofzo. Als ze bij de zee is, is ze het gelukkigst. De zee kalmeert haar ook. Het geeft haar een gevoel van rust en thuis. Mairin is erg loyaal en zal haar vrienden nooit in de steek laten. Ze heeft een luisterend oor, maar is zelf niet altijd even goed in het geruststellende dingen zeggen. Ze is enthousiast en altijd in voor een avontuur, waar ze niet altijd alle gevaren van in ziet. Ze is namelijk nogal impulsief en dat brengt haar soms in moeilijkheden. Je zou kunnen zeggen dat ze als een speelse branding is, als we het in blije beeldspraak gaan beschrijven.
Bijzonderheden: Ze heeft, net als haar vader, als wapen een drietand van celestial bronze. Die van haar is alleen wel een stukje kleiner dan die van Poseidon. Poseidon heeft haar de drietand gegeven toen ze een jaar op kamp was. Dat was een van de drie keren dat ze een ontmoeting heeft gehad met Poseidon. Hij is erg druk en probeert zo veel mogelijk met zijn kinderen om te gaan, alleen heeft hij daar niet altijd de tijd voor die hij zou willen. Mairin vindt dit jammer, maar ze begrijpt het wel en ze hoopt dat ze haar vader gauw weer zal zien.
Familie: Haar vader is Poseidon en haar sterfelijke moeder heet Lynda Scott. Lynda is een zeebiologe die zeventien jaar en ongeveer negen maanden geleden werkte aan een onderzoek naar Potvissen. Tijdens dit onderzoek ontmoette ze een knappe man waarmee ze een gepassioneerde relatie kreeg en negen maanden later kwam daar Mairin uit voort. Die man was Poseidon. Mairin heeft verder geen broertjes en zusjes, omdat haar moeder wist wat voor gevaren een Halfblood zou hebben voor andere kinderen.
Uiterlijk: Mairin heeft kort zwart haar en zeegroene ogen. Haar huid is altijd bruin van de zon en ze heeft constant zomersproetjes. Ze is mager, terwijl ze wel ontzettend veel eet. Ze draagt vooral T-shirts en hemdjes en afgeknipte spijkerbroeken met teenslippers of sandalen. Ze gebruikt geen make-up of iets dergelijks en maakt zich over het algemeen niet zoveel zorgen om haar uiterlijk. Ze draagt wel sieraden, zoals een armband met schelpjes die van het strand bij haar huis komen.
Verleden: Mairins moeder was ervan op de hoogte dat haar dochter een Demigod was en daarom heeft ze altijd erg veel maatregelen genomen. Ze had altijd een koffer klaar staan voor als ze halsoverkop moesten vertrekken en was altijd uitermate voorzichtig. Daardoor kwamen er een lange tijd geen gevaarlijke situaties voor. Toen Mairin tien was, was de tocht naar Camp Halfblood toch niet meer te vermijden. Ze werden op een vakantie tripje aangevallen door een stel Stymfalische vogels en overleefden het op het nippertje. Lynda bracht Mairin, met de hulp van een stel Satyrs die eigenlijk altijd in de buurt waren naar Camp Halfblood. Ze is nu dus zeven jaar achter elkaar naar kamp geweest en probeert na de zomer naar huis te gaan. Afgelopen jaar is dat alleen niet gelukt omdat ze meteen aan het begin van het schooljaar weer werd aangevallen. Daarom is ze in dat schooljaar gewoon op Camp Halfblood gebleven.
Persoonlijkheid: Mairin is erg optimistisch en ziet graag het beste in mensen. Ze is vaak vrolijk, maar niet per definitie druk. Ze is een beetje ongeduldig, maar niet ontzettend opvallend ofzo. Als ze bij de zee is, is ze het gelukkigst. De zee kalmeert haar ook. Het geeft haar een gevoel van rust en thuis. Mairin is erg loyaal en zal haar vrienden nooit in de steek laten. Ze heeft een luisterend oor, maar is zelf niet altijd even goed in het geruststellende dingen zeggen. Ze is enthousiast en altijd in voor een avontuur, waar ze niet altijd alle gevaren van in ziet. Ze is namelijk nogal impulsief en dat brengt haar soms in moeilijkheden. Je zou kunnen zeggen dat ze als een speelse branding is, als we het in blije beeldspraak gaan beschrijven.
Bijzonderheden: Ze heeft, net als haar vader, als wapen een drietand van celestial bronze. Die van haar is alleen wel een stukje kleiner dan die van Poseidon. Poseidon heeft haar de drietand gegeven toen ze een jaar op kamp was. Dat was een van de drie keren dat ze een ontmoeting heeft gehad met Poseidon. Hij is erg druk en probeert zo veel mogelijk met zijn kinderen om te gaan, alleen heeft hij daar niet altijd de tijd voor die hij zou willen. Mairin vindt dit jammer, maar ze begrijpt het wel en ze hoopt dat ze haar vader gauw weer zal zien.
Naam: Ronan Roverson
Leeftijd: 18
Familie: Hermes is zijn vader en zijn moeder heet Tricia Roverson. Tricia was een ontdekkingsreiziger en op een van haar tochten kwam ze een knappe jongeman tegen die Hermes bleek te zijn. Ze hadden een korte relatie, maar Ronan was het resultaat. Tricia vond dat ze nog helemaal niet aan kinderen toe was, ookal was haar zoon dan een demigod. Ze was het nog lang niet zat om de wereld te doorkruisen en met een baby ging dat nou eenmaal niet zo gemakkelijk. Toen Ronan twee jaar was, trok ze het echt niet meer en bracht ze hem naar een tehuis. Zelf vertrok ze naar Egypte waar ze archeologisch werk ging doen Hermes heeft altijd goed op Ronan gelet toen hij in het tehuis zat en heeft er op zijn tiende ook voor gezorgd dat hij naar Camp Halfblood ging.
Uiterlijk: Ronans haar is rood en zijn ogen zijn groen. Hij is lang en heeft een bleke huid waardoor hij snel cerbrandtvin de zon. Net als alle kinderen van Hermes heeft hij een scherpe neus en een ontdeugende blik in zijn ogen. Zijn oren zijn een beetje puntig en zijn lichaam is bedekt met sproeten. Hij draagt vaak korte broeken met een gekleurd shirt en oude gympen.
Verleden: Ronan heeft dus vanaf zijn tweede in een tehuis gewoond. Hij heeft zich daar nooit thuis gevoeld en werd bij de andere kinderen ook nooit helemaal geaccepteerd. Het was alsof ze voelden dat hij anders was. Toen Ronan 10 was werd het tehuis aangevallen door een stel vleesetende paarden. Hermes zorgde er tijdens deze aanval zelf voor dat Ronan in veiligheid kwam en bracht hem persoonlijk naar Camp Halfblood. Daar woont hij nu al acht jaar. Hij blijft het hele jaar door op kamp omdat hij niets heeft om naar terug te gaan. Hij doet alsof hij hier helemaal geen moeite mee heeft.
Persoonlijkheid: Ronan is erg extravert en luidruchtig. Hij is enthousiast, optimistisch en lijkt erg open te zijn naar de rest van de wereld. Hij heeft een goed gevoel voor humor en is altijd in voor een grapje. Ook heeft hij een beetje last losse gingertjes en hij steelt dus regelmatigmvan zijn kampgenoten. Dit bedoelt hij echter nooit verkeerd en hij geeft de spullen altijd terug, soms nadat hij er een grap mee heeft uitgehaald. Toch zit hij er best mee dat zijn moeder hem weg heeft gedaan en hij weet niet goed hoe hij hiermee om moet gaan. Anderen merken vrijwel niets van deze gevoelens omdat hij ze verstopt achter een masker van enthousiasme en vrolijkheid. Er zijn erg weinig mensen die door dat masker heen kunnen kijken.
Bijzonderheden: Ronan vecht vrijwel altijd met een speer waarvan de punt is gemaakt van celestial bronze. Deze heeft hij van zijn vader gekregen en hij is er erg zuinig op. Zijn moeder is oorspromkelijk Iers en hij heeft dan ook een Iers accent.
Leeftijd: 18
Familie: Hermes is zijn vader en zijn moeder heet Tricia Roverson. Tricia was een ontdekkingsreiziger en op een van haar tochten kwam ze een knappe jongeman tegen die Hermes bleek te zijn. Ze hadden een korte relatie, maar Ronan was het resultaat. Tricia vond dat ze nog helemaal niet aan kinderen toe was, ookal was haar zoon dan een demigod. Ze was het nog lang niet zat om de wereld te doorkruisen en met een baby ging dat nou eenmaal niet zo gemakkelijk. Toen Ronan twee jaar was, trok ze het echt niet meer en bracht ze hem naar een tehuis. Zelf vertrok ze naar Egypte waar ze archeologisch werk ging doen Hermes heeft altijd goed op Ronan gelet toen hij in het tehuis zat en heeft er op zijn tiende ook voor gezorgd dat hij naar Camp Halfblood ging.
Uiterlijk: Ronans haar is rood en zijn ogen zijn groen. Hij is lang en heeft een bleke huid waardoor hij snel cerbrandtvin de zon. Net als alle kinderen van Hermes heeft hij een scherpe neus en een ontdeugende blik in zijn ogen. Zijn oren zijn een beetje puntig en zijn lichaam is bedekt met sproeten. Hij draagt vaak korte broeken met een gekleurd shirt en oude gympen.
Verleden: Ronan heeft dus vanaf zijn tweede in een tehuis gewoond. Hij heeft zich daar nooit thuis gevoeld en werd bij de andere kinderen ook nooit helemaal geaccepteerd. Het was alsof ze voelden dat hij anders was. Toen Ronan 10 was werd het tehuis aangevallen door een stel vleesetende paarden. Hermes zorgde er tijdens deze aanval zelf voor dat Ronan in veiligheid kwam en bracht hem persoonlijk naar Camp Halfblood. Daar woont hij nu al acht jaar. Hij blijft het hele jaar door op kamp omdat hij niets heeft om naar terug te gaan. Hij doet alsof hij hier helemaal geen moeite mee heeft.
Persoonlijkheid: Ronan is erg extravert en luidruchtig. Hij is enthousiast, optimistisch en lijkt erg open te zijn naar de rest van de wereld. Hij heeft een goed gevoel voor humor en is altijd in voor een grapje. Ook heeft hij een beetje last losse gingertjes en hij steelt dus regelmatigmvan zijn kampgenoten. Dit bedoelt hij echter nooit verkeerd en hij geeft de spullen altijd terug, soms nadat hij er een grap mee heeft uitgehaald. Toch zit hij er best mee dat zijn moeder hem weg heeft gedaan en hij weet niet goed hoe hij hiermee om moet gaan. Anderen merken vrijwel niets van deze gevoelens omdat hij ze verstopt achter een masker van enthousiasme en vrolijkheid. Er zijn erg weinig mensen die door dat masker heen kunnen kijken.
Bijzonderheden: Ronan vecht vrijwel altijd met een speer waarvan de punt is gemaakt van celestial bronze. Deze heeft hij van zijn vader gekregen en hij is er erg zuinig op. Zijn moeder is oorspromkelijk Iers en hij heeft dan ook een Iers accent.
Naam: Erin Gleave
Leeftijd: 15
Familie: Haar moeder is Athena en haar vader heet Daniel Gleave. Daniel was een normale kantoormeneer tot hij verliefd werd op Athena en ze hem na negen maanden Erin gaf. Hij moest opeens in zijn eentje zorgen voor een baby, want Athena moest terug naar Olympus. Hij gaf zijn carrière op en werd een normale huisman. Hij hertrouwde na een paar jaar, maar zijn nieuwe vrouw kon niet omgaan met het hebben van een demigod in de familie en het constant in gevaar zijn. Daarom bleef Daniel in zijn eentje voor zijn meisje zorgen. Hij heeft er nog nooit spijt van gehad dat hij de zorg voor haar alleen moest dragen en hij houdt ontzettend veel van haar.
Uiterlijk: Erin heeft lichtblond haar dat zo lang is dat ze er mooie, ingewikkelde vlechten in kan maken en ze het goed op kan steken. Haar ogen zijn grijs en aanwezig erg aanwezig in haar gezicht. Ze heeft redelijk lange wimpers en haar wenkbrauwen zijn erg net en redelijk dun. Haar gezicht is erg symmetrisch en mensen vinden haar vaak knap. Ze is klein van stuk, maar ziet er toch oud uit voor haar leeftijd, omdat ze een serieuze blik in haar ogen heeft. Ze draagt graag rokjes met leggings en gilets.
Verleden: Erin is nog niet aangekomen bij Camp Halfblood. Toch zijn er wel al een aantal monsteraanvallen op haar gepleegd. Hier heeft ze zelf alleen niet veel van gemerkt. Het enige wat vaak gebeurde was dat ze moesten verhuizen. Bij de laatste aanval werd het alleen wat gevaarlijker en is haar vader gewond geraakt. Ze kon zelf nog net ontsnappen en nu zwerft ze over straat. Dat is niet zo'n goede plek voor een jonge Demigod die niet weet wat er aan de hand is.
Persoonlijkheid: Erin is erg observerend. Ze kijkt graag eerst de kat uit de boom voordat ze handelt en ze is niet impulsief. Daardoor is er erg veel dat haar op valt. Ze denkt ook veel na voordat ze iets zegt en daarom praat ze niet erg veel. Toch is ze niet verlegen, al komt ze misschien zo over. Ze is goed in het maken van plannen en tactieken en gaat niet graag over in actie zonder er erg goed over na te hebben gedacht en voordat ze zeker weet dat deze actie de beste is. Ze is erg vriendelijk en luistert graag naar mensen. Haar grootste hobby is het oplossen van puzzels en het nadenken over problemen.
Bijzonderheden: Nadat ze bij Camp Halfblood is aangekomen, krijgt ze een zwaard dat gezonden is door Athena. Het zwaart heet Harpe en het behoorde vroeger toe aan Perseus. Hij heeft het gebruikt om Medusa te onthoofden.
Leeftijd: 15
Familie: Haar moeder is Athena en haar vader heet Daniel Gleave. Daniel was een normale kantoormeneer tot hij verliefd werd op Athena en ze hem na negen maanden Erin gaf. Hij moest opeens in zijn eentje zorgen voor een baby, want Athena moest terug naar Olympus. Hij gaf zijn carrière op en werd een normale huisman. Hij hertrouwde na een paar jaar, maar zijn nieuwe vrouw kon niet omgaan met het hebben van een demigod in de familie en het constant in gevaar zijn. Daarom bleef Daniel in zijn eentje voor zijn meisje zorgen. Hij heeft er nog nooit spijt van gehad dat hij de zorg voor haar alleen moest dragen en hij houdt ontzettend veel van haar.
Uiterlijk: Erin heeft lichtblond haar dat zo lang is dat ze er mooie, ingewikkelde vlechten in kan maken en ze het goed op kan steken. Haar ogen zijn grijs en aanwezig erg aanwezig in haar gezicht. Ze heeft redelijk lange wimpers en haar wenkbrauwen zijn erg net en redelijk dun. Haar gezicht is erg symmetrisch en mensen vinden haar vaak knap. Ze is klein van stuk, maar ziet er toch oud uit voor haar leeftijd, omdat ze een serieuze blik in haar ogen heeft. Ze draagt graag rokjes met leggings en gilets.
Verleden: Erin is nog niet aangekomen bij Camp Halfblood. Toch zijn er wel al een aantal monsteraanvallen op haar gepleegd. Hier heeft ze zelf alleen niet veel van gemerkt. Het enige wat vaak gebeurde was dat ze moesten verhuizen. Bij de laatste aanval werd het alleen wat gevaarlijker en is haar vader gewond geraakt. Ze kon zelf nog net ontsnappen en nu zwerft ze over straat. Dat is niet zo'n goede plek voor een jonge Demigod die niet weet wat er aan de hand is.
Persoonlijkheid: Erin is erg observerend. Ze kijkt graag eerst de kat uit de boom voordat ze handelt en ze is niet impulsief. Daardoor is er erg veel dat haar op valt. Ze denkt ook veel na voordat ze iets zegt en daarom praat ze niet erg veel. Toch is ze niet verlegen, al komt ze misschien zo over. Ze is goed in het maken van plannen en tactieken en gaat niet graag over in actie zonder er erg goed over na te hebben gedacht en voordat ze zeker weet dat deze actie de beste is. Ze is erg vriendelijk en luistert graag naar mensen. Haar grootste hobby is het oplossen van puzzels en het nadenken over problemen.
Bijzonderheden: Nadat ze bij Camp Halfblood is aangekomen, krijgt ze een zwaard dat gezonden is door Athena. Het zwaart heet Harpe en het behoorde vroeger toe aan Perseus. Hij heeft het gebruikt om Medusa te onthoofden.
Naam: Pelagos
Leeftijd: 20
Familie: Pelagos is een meerman en gaat dus niet naar Camp Halfblood. Zijn vader heet Pontos en zijn moeder heet Potamia. Pontos is een hoofdofficier in het leger van Poseidon en hij heeft ook meegestreden in het gevecht tegen Oceanos. Pelagis heeft ook nog een zus, Thalatta. Hij kan erg goed met haar opschieten en heeft vaak het gevoel dat zij de enige is die hem echt begrijpt.
Uiterlijk: Pelagos heeft verwaaid zwart haar dat eruit ziet alsof hij net uit de zee is gekomen en felgroene ogen. Toen hij nog een meerman was, had hij een blauwige huid en scherpe, haaiachtige tanden. Nu hij mens is geworden heeft hij een normale, maar toch bleke huid omdat hij zijn hele leven onder water heeft geleefd. Zijn tanden zijn nu ook normaal. Hij draagt het liefst geen shirt, omdat hij dat vroeger onder water ook niet deed, maar hij merkt dat dat niet altijd geaccepteerd wordt en draagt daarom maar simpele jeans met een strak shirt. Hij loopt wel altijd op blote voeten.
Verleden: Pelagos is er altijd goed in geweest om zichzelf in de nesten te werken door grappen uit te halen met zijn mede-onderwaterbewoners. Zijn ouders hadden dan ook altijd hun handen vol aan hem. Hij had er ook niet zo'n geluk mee dat hij niet bepaald de juiste vrienden had, zoals zijn beste vriend Konchos. Bij hun kwajongensstreken werden ze vaak tegengewerkt door Triton. Konchos vond daarom dat ze hem terug moesten pakken en hij verzon een plan om de parels uit Triton's harnas te jatten. Pelagos stemde hiermee in en samen slopen ze Triton's wapenkamer binnen. Terwijl ze de parels uit het harnas aan het halen waren, werden ze betrapt, maar Konchos kon nog weg komen.Triton dacht dus dat Pelagos de enige schuldige was en werd woedend. Hij wist dit zo te vermommen alsof het een aanslag tegen de troon was en haalde Poseidon over om Pelagos te verbannen uit Atlantis. Dit werd erg letterlijk genomen en Pelagos werd veranderd in een mens.
Persoonlijkheid: Pelagos is niet echt vrolijk te noemen. Hij is vooral heel sarcastisch en opstandig en zal niet graag dingen voor een ander doen als hij er zelf geen voordeel uit kan halen. Hij is zijn wilde haren echter nog niet verloren en hij is ook echt niet chagrijnig te noemen. Hij is gewoon koppig en een hij krijgt graag zijn zin. Bovendien is hij ervan overtuigd dat meermensen veel beter zijn dan de landbewoners en dat laat hij graag merken. Hij is ook naar Camp Halfblood gegaan voor een reden en zal niet meer vertrekken voordat hij heeft gekregen waar hij voor gekomen is, ookal vinden de campers hem nog zo vervelend.
Bijzonderheden: Pelagos wordt over het algemeen veel Pela genoemd. Een andere afkorting van zijn naam wordt door hem niet geaccepteerd. Hij heeft zijn zwaard gemaakt van samengeperst koraal mee mogen nemen uit Atlantis en hier kan hij ook goed mee overweg. Hij heeft ook een speer van celestial bronze en een dolk.
Leeftijd: 20
Familie: Pelagos is een meerman en gaat dus niet naar Camp Halfblood. Zijn vader heet Pontos en zijn moeder heet Potamia. Pontos is een hoofdofficier in het leger van Poseidon en hij heeft ook meegestreden in het gevecht tegen Oceanos. Pelagis heeft ook nog een zus, Thalatta. Hij kan erg goed met haar opschieten en heeft vaak het gevoel dat zij de enige is die hem echt begrijpt.
Uiterlijk: Pelagos heeft verwaaid zwart haar dat eruit ziet alsof hij net uit de zee is gekomen en felgroene ogen. Toen hij nog een meerman was, had hij een blauwige huid en scherpe, haaiachtige tanden. Nu hij mens is geworden heeft hij een normale, maar toch bleke huid omdat hij zijn hele leven onder water heeft geleefd. Zijn tanden zijn nu ook normaal. Hij draagt het liefst geen shirt, omdat hij dat vroeger onder water ook niet deed, maar hij merkt dat dat niet altijd geaccepteerd wordt en draagt daarom maar simpele jeans met een strak shirt. Hij loopt wel altijd op blote voeten.
Verleden: Pelagos is er altijd goed in geweest om zichzelf in de nesten te werken door grappen uit te halen met zijn mede-onderwaterbewoners. Zijn ouders hadden dan ook altijd hun handen vol aan hem. Hij had er ook niet zo'n geluk mee dat hij niet bepaald de juiste vrienden had, zoals zijn beste vriend Konchos. Bij hun kwajongensstreken werden ze vaak tegengewerkt door Triton. Konchos vond daarom dat ze hem terug moesten pakken en hij verzon een plan om de parels uit Triton's harnas te jatten. Pelagos stemde hiermee in en samen slopen ze Triton's wapenkamer binnen. Terwijl ze de parels uit het harnas aan het halen waren, werden ze betrapt, maar Konchos kon nog weg komen.Triton dacht dus dat Pelagos de enige schuldige was en werd woedend. Hij wist dit zo te vermommen alsof het een aanslag tegen de troon was en haalde Poseidon over om Pelagos te verbannen uit Atlantis. Dit werd erg letterlijk genomen en Pelagos werd veranderd in een mens.
Persoonlijkheid: Pelagos is niet echt vrolijk te noemen. Hij is vooral heel sarcastisch en opstandig en zal niet graag dingen voor een ander doen als hij er zelf geen voordeel uit kan halen. Hij is zijn wilde haren echter nog niet verloren en hij is ook echt niet chagrijnig te noemen. Hij is gewoon koppig en een hij krijgt graag zijn zin. Bovendien is hij ervan overtuigd dat meermensen veel beter zijn dan de landbewoners en dat laat hij graag merken. Hij is ook naar Camp Halfblood gegaan voor een reden en zal niet meer vertrekken voordat hij heeft gekregen waar hij voor gekomen is, ookal vinden de campers hem nog zo vervelend.
Bijzonderheden: Pelagos wordt over het algemeen veel Pela genoemd. Een andere afkorting van zijn naam wordt door hem niet geaccepteerd. Hij heeft zijn zwaard gemaakt van samengeperst koraal mee mogen nemen uit Atlantis en hier kan hij ook goed mee overweg. Hij heeft ook een speer van celestial bronze en een dolk.
Introductie: Fae Morgan, Raiden James, Juliette Davidson en Doran Wheatgrass
Naam: Fae Morgan
Leeftijd: Net 18
Familie: Fae’s vader is Hermes, en haar moeder is een
38-jarige vrouw uit Lansing, Michigan genaamd Rhonda Morgan. Ze heeft een shitload boers en zussen aan haar
vader’s kant, maar ze is haar moeder’s enige dochter. Dus.
Uiterlijk: Fae heeft stijl, piekerig blond haar tot op
haar sleutelbeen. Ze heeft een schuine pony en draagt haar haar meestal vast. Ze
heeft lichtblauwe ogen en meestal een ondeugende grijns op haar gezicht. Rondom
haar neus komen rond de zomer een aantal lichte sproetjes tevoorschijn. Ze is
tenger gebouwd en is iets kleiner dan gemiddeld, maar niet superklein. Ze
draagt vrij simpele kleding. Meestal jeans en een shirtje of een bloesje met Converse
Allstars in alle kleuren van de regenboog, en teenslippers als het warm is.
Verleden: Rhonda ontmoette Hermes toen ze 20 jaar oud was
en werd meteen hopeloos verliefd op hem. Ze hadden een korte maar hartstochtelijke
relatie en pas na het einde van deze relatie ontdekte Rhonda dat ze zwanger
was. Ze was woedend op Hermes maar besloot toch het kind te houden. Fae werd
grootgebracht met het idee dat haar vader haar in de steek had gelaten. Het
feit dat het hier om een Griekse God ging, besloot Rhonda voor het gemak maar
weg te laten. Rhonda deed wat ze kon om Fae zo lang mogelijk weg te houden van
Camp Half-Blood en om te voorkomen dat ze achter de waarheid kwam. Ondanks het
gebrek aan een vader en de waarheid had Fae een vrij normale, gelukkige jeugd. Toen
ze 13 was kwam echter de waarheid aan het licht. Op een vakantie aan Lake
Michigan werd ze aangevallen door Laistrygonians als Hermes niet had ingegrepen
hadden de reuzen haar doormidden gebroken als een twijgje. Rhonda smeekte
Hermes te liegen, maar Fae was oud genoeg om door te hebben dat er iets niet
klopte, dus vertelde Hermes haar, onder luid protest van Rhonda, de waarheid.
Aanvankelijk was Fae erg teleurgesteld in haar moeder en vroeg Hermes haar naar
Camp Half-Blood te brengen. Daar bleef ze een jaar lang zonder enig contact te
hebben met haar moeder. Aan het einde van haar tweede zomer bezocht Hermes zijn
kinderen op Camp Halfblood en vertelde Fae over zijn relatie met Rhonda. Hij
haalde haar over haar moeder nog een kans te geven, en de 14-jarige Fae, die
stiekem gewoon ontzettende heimwee had stemde in. Aan het eind van zijn
bezoekje nam Hermes Fae mee naar Michigan en keek met een glimlach toe hoe
moeder en dochter elkaar huilend om de hals vielen. Nu gaat Fae slechts de
zomers naar Camp Halfblood en heeft ze weer een goede band met haar moeder.
Persoonlijkheid: Fae is over het algemeen goedgehumeurd
en altijd in voor een geintje. Ze is behoorlijk sneaky en kan als ze wil ook
erg manipulatief zijn, maar ze heeft een goed hart en een goed stel hersens en
gebruikt haar krachten meestal voor goede doeleinden. Min of meer. Ze heeft
altijd al beter met jongens overweg gekund dan met meisjes en ergert zich kapot
aan de oppervlakkige beauty queens van de Aphrodite-cabin. Ze haalt dan ook
bijzonder graag streken met hun uit, samen met de jongens van de Hermes-cabin
die naar haar verwijzen als ‘one of the guys’. Dit vind ze allemaal wel prima,
maar af en toe vergeten de jongens wel dat ze toch een meisje is dat gevoelig
is en stiekem ook gewoon maar liefde en erkenning wil. Dat zit haar soms wel
een beetje dwars, maar ze maakt zich er niet heel druk om, want daarvoor is het
leven als demigod veel te kort, en iedere seconde die je mokkend doorbrengt had
je beter kunnen gebruiken om een meesterprank te bekokstoven.
Bijzonderheden: Op zijn bezoekje aan Camp Halfblood gaf
Hermes Fae een spijkerjack met vleugels, dat bijzonder goed van pas komt bij
het uitzetten van boobytraps. Grote wapens vindt Fae omhandig om mee te
vechten, dus houdt ze het bij haar lichte dolk van celestial bronze, die ze bij
wijze van een grapje Wingman noemt, een verwijzing naar haar Goddelijke
afkomst.
Naam: Raiden James
Leeftijd: 19
Familie: Raiden’s vader is Zeus, die zich, nu het naleven
van de eed minder essentieel is geworden, toch weer niet kon beheersen toen hij Raiden’s moeder Eleanor
ontmoette. Zijn enige zus, voor zover hij weet is Thalia Grace, over wie hij
heeft gehoord, maar hij heeft haar nooit ontmoet.
Verleden: Eleanor was een bloedmooie, vrijgevochten,
temperamentvolle kunstenares, met een fascinatie voor bliksem. Zeus ontmoette
haar toen ze op een stormachtige avond in de stromende regen zonder regenjas de
met bliksem doorkliefde lucht aan het schilderen was. Zeus vroeg haar of ze
niet bang was om kou te vatten, en toen ze met een stralende glimlach zei dat
dat het kunstwerk wel waard was stopte het spontaan met stormen en brak de zon
door. Enigszins gepikeerd dat haar schilderonderwerp zomaar was verdwenen liet
ze zich door Zeus op een drankje trakteren, en van het één kwam het ander en
negen maanden later werd er een klein baby jongetje geboren. Eleanor was buiten
zichzelf van geluk, ookal had de vader van haar kind zich niet meer laten zien.
Ze was toch niet zo geïnteresseerd in een partner en zag de kleine Raiden als
een geschenk uit de hemel (Ironie. Haha.) Omdat ze geen vaste baan had had ze
veel tijd voor Raiden en ze voedde hem liefdevol op, totdat Raiden zes jaar was
en zijn moeder werdt vermoord door één van de Furies. Zeus en Hades hadden een
meningsverschil en Hades besloot zijn argument kracht bij te zetten door zijn
Furies op de kleine Raiden af te sturen, die voor hem niet veel meer was dan
het zoveelste verraad van zijn grote broer. Eleanor wist Raiden’s leven te
redden ten koste van dat van haarzelf. Een centaur die toevallig in de buurt
was hoorde het lawaai en galloppeerde
eropaf. Eleanor had de Fury verslagen, maar zelf was ze in het gevecht dodelijk
verwond. De stervende moeder smeekte de centaur haar kleuter mee te nemen naar
de enige plek waar ze wist dat hij veilig zou zijn: Camp Halfblood.
Uiterlijk: Raiden heeft warrig, pikzwart haar en
schokkend blauwe ogen, en af en toe zou je zweren dat je de bliksem erin kon
zien. Hij heeft een vrij scherpe kaak en aanwezige jukbeenderen en hij is nogal
lang. Hij kijkt meestal nogal agressief uit zijn ogen en veel mensen zijn
stiekem een beetje bang voor hem. Hij draagt meestal een leren jack en kapotte,
donkere jeans. Ook draagt hij vaak leren motorhandschoenen met halve vingers,
for no apparent reason, want hij heeft geen motor. Aan zijn voeten draagt hij
meestal afgetrapte gympen of lompe, zwarte biker boots. (Je zou bijna denken
dat hij stiekem wel een motor heeft hè? Heeft ie niet!) Om zijn hals draagt hij
naast zijn Camp-Halfblood-kralenketting altijd een zilveren bliksemschicht aan
een leren koord dat hij van zijn moeder heeft gekregen.
Persoonlijkheid: Raiden is een beetje boos op de wereld.
En vooral op zijn vader, want als die zijn moeder niet in de steek had gelaten,
had deze misschien nog geleefd. Hij heeft de laatste dertien jaar van zijn
leven nonstop op Camp Halfblood doorgebracht en kent het terrein als zijn
broekzak. Hij is dan ook nagenoeg onverslaanbaar met Capture the Flag. Maar
ondanks het feit dat er maar weinig mensen langer op Camp Halfblood zijn dan hij,
heeft hij niet veel vrienden. Hij houdt mensen bewust een beetje op afstand en
stelt zich niet graag kwetsbaar op. Hij is een beetje opvliegend en een beetje
zelf-destructief. Hij is super impulsief en niet snel bang en gaat
confrontaties niet uit de weg. Als er gevaar dreigt, speelt hij graag de held.
Als het erop aankomt zegt hij wat hij denkt en hij denkt er daarbij niet over
na dat hij wellicht iemand kan kwetsen op die manier. Hij is dus nogal
tactloos, maar wel heel eerlijk. Hij is koppig maar loyaal, en zou alles doen
om Camp Halfblood te beschermen. Hij
gedraagt zich erg onverschillig en sarcastisch, maar dat is een act. Stiekem
heeft hij best emoties en een goed hart, maar dat mag niemand zien.
Bijzonderheden: Aan het eind van zijn eerste quest, toen
hij 14 was, liet Zeus als beloning en verzoeningsgeschenk een zwaard voor hem
smeden in de smidse van Hepaestus. Het zwaard heet Exileos, afgeleid van het
Griekse woord voor boetedoening, en is gemaakt van een keihard, witzilver
metaal waarvan niemand precies weet wat het is. In ieder geval heeft het net als celestial bronze de fijne
eigenschap dat het monsters dood en mensen niet, en daarnaast geleidt het de
elektrische schokken die Raiden af en toe afgeeft als hij kwaad is, en
versterkt ze.
Naam: Juliette Davidson
Leeftijd: 16, bijna 17.
Familie: Haar vader is Apollo. Haar moeder heet Jennifer
Harvey. Voordat Jennifer Apollo ontmoette was ze getrouwd met een man genaamd
Peter Davidson. Met hem kreeg ze een zoon die ze Allen noemden en een jaar of
twee hadden ze een gelukkig huwelijk en een groot huis in Warwick, Rhode
Island, totdat Peter zijn baan bij de bank kwijtraakte en ging drinken. Op een
stormachtige avond stapte Peter dronken achter het stuur en reed zijn auto van
een klif. Jennifer was er kapot van, maar na een jaar van rouw pakte ze haar
leven weer op. Ze verhuisde met Allen naar Bridgeport, Connecticut, want haar
huis in Warwick kon ze niet meer betalen, en vond een part-time baan als
lerares Engels. Toen ze de dood van haar man begon te verwerken ontmoette ze
Apollo, die de zon terugbracht in haar leven (Oh, woordspelingen). Ze hadden
een poetische romance en Jennifer beviel van een dochter, die ze vernoemde naar
William Shakespeare’s heldin Juliet, met wie ze zich identificeerde, vanwege
haar gelukzalige maar uitzichtloze romance met de zonnegod.
Uiterlijk: Juliette heeft lang, wild, krullend bruin haar
bruin haar en bijna gele ogen (goudgroenbruin-ish.) Ze heeft een hartvormig
gezichtje vol met sproeten. Ze houdt niet zo van broeken en draagt het liefst
het hele jaar door zwierige jurkjes en rokjes, maar soms is dat niet zo
praktisch, dus dan draagt ze wel eens een driekwartsspijkerbroek of iets
dergelijks.
Verleden: Juliette is erg beschermd opgegroeid met in
haar huis in Bridgeport. Haar moeder was door het ongeluk van haar man (en door
het feit dat Juliette een demigod is, wat ze zelf natuurlijk niet wist) nogal
beschermend, en Allen nam dat over. Juliette zelf vind dit niet zo erg. Ze is
toch niet zo’n party-animal. Ze ging naar een klein schooltje in Bridgeport
maar had op Allen na niet veel vrienden. Niet dat ze gepest werd, ze had gewoon
andere interesses dan haar leeftijdsgenootjes. Zo kon ze al erg vroeg lezen en
verslond ze van kinds af aan het ene boek na het andere. Nog meer dan van
verhalen hield ze van poëzie en muziek. Omdat ze niet veel vrienden had had ze
veel tijd voor andere dingen dus leerde ze harp en viool spelen, en later
gitaar. Ze was nooit echt eenzaam, want ze had haar broer, met wie ze twee handen
op één buik is, dus hoewel ze soms een vaderfiguur miste had ze een redelijk
blije jeugd.
Twee jaar geleden kwam Apollo op bezoek om Juliette de
waarheid te vertellen over wie ze was. Ze had nooit veel last gehad van
monsters, maar af en toe waren er wat incidenten geweest, die Jennifer en Allen
samen meestal hadden afgehandeld. Toch leek het Apollo verstandig om Juliette
naar Camp Halfblood te brengen. Juliette stemde met tegenzin in, het leek haar
niks om zo lang weg van huis te zijn, maar incidenten met monsters werden wel
frequenter, dus gaf ze Apollo gelijk.
Persoonlijkheid: Juliette is erg rustig en vriendelijk.
Ze leest nog altijd graag en houdt van poëzie. Ook zingt ze graag en speelt ze
dus harp, viool en gitaar. Ze is wat introvert, maar niet extreem en ze kan het
met de meeste mensen goed vinden. Ze heeft wel een duidelijke mening maar past
zich ook makkelijk aan en gaat conflicten uit de weg.
Bijzonderheden: Toen Apollo Juliette opzocht om haar naar
Camp Halfblood te sturen gaf hij haar een kleine gouden triangel aan een gouden
kettinkje gegeven. Als ze de triangel aanslaat verandert hij in een
goudkleurige boog, en het staafje in een pijlenkoker vol pijlen van celestial
bronze. De pijlen werken net zoals Anaklusmos; ze komen hoe dan ook, altijd
weer in de pijlenkoker terecht. De triangel/boog heet Symfonia. (Want ik ben
het meest onoriginele schepsel op aarde. xD) Voor iemand die pas twee jaar
geleden is begonnen met boogschieten is Juliette best wel fucking goed. Maarja,
ze is dan ook een dochter van Apollo.
Naam: Doran Wheatgrass
Leeftijd: 18
Familie: Doran’s moeder is de godin Demeter en zijn vader
is een landbouwdeskundige uit Youngstown, Ohio, genaamd Efraim. Hij ontmoette
Demeter tijdens een onderzoek naar een landbouwdeskundig iets. Ze werden
verliefd en kregen een baby, Doran. Toen ging Demeter weer verder met Godin
zijn en zat Efraim met een baby opgescheept. Maar hij was absoluut geen
vadermateriaal en had geen idee wat hij met een baby aanmoest. Doran werd dus
vaak ziek, kreeg op onregelmatige tijdstippen te eten, omdat Efraim steeds
vergat hem te voeden, enzovoorts. Dit ging zo door tot Doran vier maanden oud
was en Efraim Violet Parker ontmoette. Het was een wonder dat Doran het zo lang
overleefd had. Violet kreeg medelijden met de baby en besoot Efraim eens even
flink de les te lezen. Het was aanvankelijk alleen maar haar bedoeling geweest
om Efraim op zijn donder te geven en hem eventueel aan te geven bij de
kinderbescherming, maar Doran betoverde haar met zijn grote groene ogen, zoals
baby’s zo vaak doen (al hebben de meeste baby’s blauwe ogen. Maarja. Demigod
and all that), en ze begon zich steeds meer met het halve gezinnetje te
bemoeien en voor Doran te zorgen. In het begin vond Efraim haar ontzettend
irritant en bemoeizuchtig, en stelde hij niet zo op prijs dat ze bij hem was
ingebroken en zijn huissleutel had gekopieerd zonder het te vragen, maar toen
hij zag hoeveel ze om de kleine Doran gaf, legde hij zich erbij neer. Nu kon
hij ten minste weer fijn pokeren met de mannen. Na een tijdje gebeurde het
onvermijdelijke en werden Efraim en Violet toch verliefd op elkaar. Pas toen
Doran al lang en breed uit de luiers was gaven ze echter hieraan toe, en toen
Doran 4 jaar oud was besloten ze eindelijk maar eens in het huwelijksbootje te
stappen. Later kwamen daar nog de dochtertjes Daisy en Lavender uit voort, die
nu respectievelijk 12 en 9 jaar oud zijn. Doran is erg op zijn beide zusjes
gesteld en weet niet beter dan dat Violet zijn biologische moeder is.
Uiterlijk: Doran is een knappe jongen met golvend bruin
haar en dromerige groene ogen. Hij heeft lange wimpers en hoge jukbeenderen
bezaaid met lichte sproeten. Hij is niet bijzonder breed maar vrij gespierd en
draagt dan ook vaak strakke hemden die dat lekker accentueren, die dikwijls
onder de aarde zitten. Daaronder draagt hij jeans en versleten leren
teenslippers. Als de temperatuur het niet toelaat in alleen een hemd rond te
lopen draagd hij meestal bloesjes. Om zijn polsen draagt hij wat leren
armbandjes en houten kralenarmbandjes.
Verleden: Doran is nog niet op Camp Halfblood. Hij heeft
namelijk nog geen flauw idee van het bestaan van Camp Halfblood, of van
Olympus. Hij woont nog gewoon bij Efraim en Violet, waarvan hij denkt dat het
zijn biologische moeder is. Omdat Doran zijn zwager is en Demeter zijn
schoonmoeder, denkt Hades wel drie keer na voordat hij zijn monsters op Doran
en de andere kinderen van Demeter af zal sturen. Hoe hij op Camp-Halfblood
terechtkomt weet ik niet, maar wellicht kunnen we iets fixen met Erin? :3
Persoonlijkheid: Doran is ontzettend flirterig. Hij flirt
met alles wat los en vast zit, maar op het moment dat hij iemand echt leuk gaat
vinden is er voor de mensen die hem goed kennen wel een verandering op te
nemen. Hij wil namelijk niet opdringerig overkomen. Doran houdt heel veel van
de natuur en is nogal een romanticus. Hij is het soort jongen dat deuren voor
je openhoudt en dat soort dingen. Hij is ook heel attent en kan goed luisteren.
Hij doet alles voor zijn familie en vrienden en zet zichzelf altijd op de
laatste plaats. Hij is over het algemeen goed gehumeurd en zelden serieus, maar
als het nodig is kan hij dat wel. Hij heeft veel oog voor schoonheid, en zwijgt
daar ook niet over, wat bij mensen resulteert in meeeeeer flirterigheid.
Bijzonderheden: Doran voelt zich het gelukkigst in de
buitenlucht en in de natuur in de aanwezigheid van planten en bloemen. Later
komt hij erachter dat hij die planten ook een beetje naar zijn hand kan zetten,
wat erg van pas komt af en toe.
Abonneren op:
Posts (Atom)